Ketima is de openingsvoorstelling van de nieuwste editie van Afrovibes. Choreograaf van de voorstelling Gregory Maqoma, zelf ooit ook artistiek leider van het festival, brengt een herbewerking van zijn choreografie uit 2003. Hij bestudeert daarin het begrip ‘leven’ vanuit nieuwe perspectieven.

Ook vorig jaar opende Afrovibes met een voorstelling van Vuyani Dance Theatre (Johannesburg). Toen met een debuut van de jonge choreografe Lulu Mlangen. Dat de band groot is met dit gezelschap van Gergory Maqoma is een feit. Hoe breed de programmering van Afrovibes zoekt naar voorstellingen uit Zuid-Afrika is een vraag die rijst. De focus van het festival lijkt vooral te liggen op een intensivering van bestaande contacten. Ketima is een oud werk van artistiek leider Gregory Maqoma, dat hernomen is in twee versies; een met een vrouwelijke en een met een mannelijke cast. De opening van Afrovibes in Amsterdam betreft de vrouwelijke versie.

Ketima betekent rennen in het Zuid-Afrikaanse Sepedi. De voorstelling symboliseert het begrip groei. Net als de openingsvoorstelling van Mlangen vorig jaar vangt ook Ketima aan met de solo van een danseres. In een uitgekiende cirkel van licht en onder begeleiding van een vioolconcert van Bach (Air on the G string) vangt die solo aan. Met kleine schokjes beweegt de danseres haar armen en schouders in dit emotioneel en gedragen begin, waarin vooral het licht een hoofdrol speelt en transformeert tot een aureool met daaromheen witte stippen.

Het tweede deel van Ketima is een choreografie met vier danseressen begeleid door live muziek van drummer Azah Given Mphago. Al dwingt de fusion van typisch Afrikaanse dans met moderne westerse technieken respect af, de choreografie doet wat gedateerd aan. Passend is het wel bij het thema van het festival, dat inzoomt op heden en verleden en de invloed van het Westen op de Zuid-Afrikaanse tradities. Al is dat een thema, dat ook voor de hand ligt.

Soms leven de bewegingen van de danseressen – gekleed in korte broeken – een eigen leven. Golfachtige bewegingen door hun lichaam creëren – gecombineerd met parmantige stapjes – dierlijke verschijningsvormen. Geïsoleerde bewegingen van de heupen en billen gaan een dialoog aan met de kijker als de danseressen met hun rug naar het publiek dansen. ‘Mamma’ of ‘papa’; soms ontglipt een woordje uit de mond.

Maqoma’s choreografie heeft kwaliteit, maar zijn vertaling van het thema kan heel letterlijk zijn. Zo laat hij zijn danseressen speels keutelen rondom de drums, waar zij als jonge opgetogen meisjes een vrij mimische dialoog aangaan met de volwassen man Mphago. Het water uit zijn kopje is een kabbelende beek, nadat de dames een slokje drinken transformeren ze vrij plots tot stramme, oude dames.

Perfect rond is de choreografie, want het kreupele viertal wordt opgevolgd door een nieuwe generatie. In dezelfde cirkel als het openingslicht stapt een kind, met op de achtergrond opnieuw het vioolconcert van Bach. Vanuit een bepaalde beleving klopt het wel deze analyse, naarmate we ouder worden loopt de tijd steeds harder. Voor je het weet is het leven voorbij. Maqoma borduurt voort op zijn eigen repertoire en maakt van Ketima een levenswerk, of zeg maar gerust een levensstudie. Dat maakt tenminste nieuwsgierig naar andere en nieuwe versies van dit stuk.