‘Ik zie niks’, zegt een jongen ergens boven in de zaal als het zaallicht uitgaat. Het Holland Festival heeft echt wel wat nieuwkomers naar de Rabozaal van de Stadsschouwburg Amsterdam weten te lokken met het programmeren van Kata, een voorstelling van de Parijse breakdancer en choreograaf Anne Nguyen. Terwijl de uitverkochte zaal langzaam tot zichzelf komt, stapt een hypergeconcentreerde Hugo de Vathaire het zacht verlichte podium op en demonstreert een aantal fabelachtige breakdance-moves, waarbij supersnel voetenwerk en allerlei handstands en draaien elkaar in moordend tempo afwisselen. Wanneer hij ook nog meters met slechts zijn hoofd en één elleboog over de grond vooruitsnelt, gaat een welgemeend ‘ohh’ door de zaal.

Meteen verbreekt Anne Nguyen de betovering. De rest van de groep komt op en neemt vechthoudingen aan die veel meer de toon van de voorstelling zetten dan individuele, pure breakdance-acts. Kata is een soort defilé waar je als toeschouwer vanaf de zijkant naar kijkt. Dansers bewegen voortdurend van links naar rechts of anderszins lateraal. Alleen een paar diepe ademteugen en andere meer spirituele gebaren zijn frontaal, op het publiek gericht.

Behalve het directe contact met het publiek ontbreken ook de gebruikelijke hiphopbeats. Het zijn nu grote Japanse trommels, O-Daiko, die de groove bepalen – minder bumpy, lange nagalm – en allerlei kleinere percussie-instrumenten die daardoorheen nog meer ritme maken en breken. De zeven mannen en één vrouw bewegen zich op de grens van dansen en demonstreren. Tijdens een groepsfreeze, die vaak voor overgangen wordt gebruikt, doet het toneel denken aan instructie-poster voor vechtsport, maar ook aan maquettes van Marklin, waar kleine verloren poppetjes tussen het kunstmatige groen de menselijkheid vertegenwoordigen.

Het toevoegen van vechtkunst aan breakdance levert meer focus en een ongelofelijke virtuositeit en uitbreiding van het idioom op. Maar Nguyen laat niet na om voorbij het spectaculaire en ambitieuze van de breakdance en de vechtsport te zoeken naar een lichaam dat niet hoeft te domineren, niet macho hoeft te doen, die alleen maar op zijn of haar hoede, alert en gespannen beweegt. Scènes volgen waarin eenlingen zich handhaven tegenover de groep, op zichzelf aangewezen zijn, de vloer als bed, bad en dagelijks brood.

Ronduit hilarisch zijn de laatste scènes, waarin de performers als Pacman en meer menselijke tweedimensionale figuurtjes met superkrachten de ernst van het gevecht terugbrengen naar een al of niet digitaal geconsumeerd spel. Nog veel mooier zijn de bewegingen nu. Grote mannen die digitale verzinsels doen, en daarbij overtuigen, en tegelijkertijd het gevecht parodiëren.

Waarschijnlijk stroomde de adrenaline tijdens dit optreden zo heftig door de aderen dat er meer kwetsbare scènes, zoals ik Kata een paar weken geleden zag bij een optreden vlak buiten Parijs, minder goed uit de verf kwamen. Daarvoor kan het publiek dan in september gaan kijken in Rotterdam.

Foto: Homard Payette