Het begrip ‘Kamaloka’ stamt uit het hindoeïsme en kwam via het boeddhisme ook in de antroposofie terecht. Daar verwijst het naar de tijd na het moment van de dood, een moment waarin de mens zijn leven doorloopt. De ziel zou daarna een reis maken door planetensferen.

Verwijzingen naar deze levensbeschouwingen zitten er volop in de naar dit begrip genoemde voorstelling van de Friese theatergroep Homsk. Voorafgaand aan de daadwerkelijke performance maakt het publiek een wandeling door de grote, gestripte ruimtes van de voormalige melkfabriek in Burgum waar verschillende kunstenaars zich door het thema hebben laten inspireren.

Voor de gelegenheid is de fabriek omgedoopt tot het Museum van de Waanzin. In de eerste ruimte hangen zes discobollen aan het plafond die door de uitgekiende belichting de sfeer oproepen van een eindeloos universum. Inderdaad: de planetensferen. Via een grote speaker klinkt een verhaal dat helaas vanwege de galm niet altijd even goed te volgen is. Ik vang flarden op over de onbeduidendheid van de mens in het gigantische heelal.

In de tweede ruimte is niets anders te zien dan een gigantische opblaasolifant. De betekenis daarvan wordt pas duidelijk tijdens de voorstelling, als acteur Eelco Venema een masker opzet dat verwijst naar de hindoeïstische god Ganesha, de deva met het olifantenhoofd die gaat over kennis en wijsheid.

Maar voordat we daar getuige van mogen zijn, vertoeven we nog een wijle in de derde zaal waar een lokale radiopiraat, gezeten in iets wat ooit een auto was, een uitzending verzorgt van Radio Kamaloka. Op de ruwe muur wordt een video geprojecteerd van een dansende vrouw. Op de grond een grote lap papier met een handgeschreven tekst over een vader die op de rand van de dood teleurgesteld terugblikt op zijn leven.

De keur aan indrukken die deze korte wandeling door ‘het Museum’ achterlaat is zo divers dat je je in gemoede bent gaan afvragen waar dit toe moet leiden.

Kamaloka zal geen bevredigend antwoord op die vraag geven. De voorstelling wordt gespeeld in een loop: de scènes worden net zo lang doorgespeeld totdat de laatste bezoekers vertrokken zijn. Kamaloka heeft dan ook geen vaststaande openingsscène. De bezoekers worden telkens in kleine groepjes naar binnen en buiten geleid, je stapt in op een willekeurig moment.

Dat vraagt natuurlijk nogal wat van de vertelstructuur. Er is immers geen vast begin- of eindpunt. Inhoudelijk klopt dat perfect met hetgeen we te zien krijgen. In en rondom een hoog, wit betegeld bouwsel dat bestaat uit vier zuilen met een bad in het midden, ontmoeten we Marjolein Ley. In een reeks losse scènes maakt ze ons deelgenoot van haar duistere gedachtes en levensvragen maar ook van observaties en ervaringen. Het schiet van Sartres ‘De hel dat zijn de andere’ en Van Gogh ‘die voorbij de schijnwerkelijkheid keek’ naar gluren door een brievenbus of het vergaan van de wereld.

Venema’s rol is die van zwijgende luisteraar, metgezel, aangesprokene of helper. ‘Niemand kan zo gevuld zwijgen als jij’, voegt Ley hem op een gegeven moment toe. Verbeeldt hij Ganesha, de god die de mensen begeleidt op hun moeizame reis door het leven? De enige keer dat Venema iets van zich laat horen, slaakt hij een woeste oerkreet. Alsof hij wanhopig is geworden van die eindeloze golf woorden die over zijn medespeler haar lippen blijft stromen. Waarbij overigens ook die vermaledijde galm er ook hier voor zorgt dat het luisteren daarnaar niet bepaald een ontspannen aangelegenheid is. Het past natuurlijk niet bij het industriële karakter van de speelplek, maar een paar gordijnen voor de muren zou wonderen kunnen verrichten.

Deze ‘waanzinaria’ is geschreven door Venema en Ley zelf, op basis van hun ervaringen met het schemergebied tussen slapen en wakker worden. Regisseur Hendrik Aerts heeft dat ruwe materiaal voorbeeldig geordend, met soepele overgangen en op de juiste momenten een krachtig lied.

Kamaloka geeft zo een kijkje in de getourmenteerde ziel van een zoekende vrouw, telkens balancerend op het randje van de waanzin.

Foto: Lucas Kemper