Voor de zoveelste maal verplaatst de ernstig kijkende decor- en lichtontwerper Ladislav Zajac enkele schermen en zet lampen aan of juist uit. Voor de zoveelste maal spelen de muzikanten van Kaleidoskop een paar maten, zoekend naar een nieuwe vorm van samen musiceren. Voor de zoveelste maal worden ze onderbroken door fragmenten uit het werk van de Amerikaanse schrijver Richard Brautigan of door de geluidsmontages van Sebastian Claren. En dat zeven ongemakkelijke kwartieren lang.

Want ongemakkelijk is Kaleidoskopville, de eerste geheel zelfstandige muziektheaterproductie van het Duitse ensemble Kaleidoskop. Een aantal jaren geleden maakte het gezelschap een ensemblefoto op de set van Lars von Triers Dogville, waarna het idee ontstond een voorstelling te maken die niet alleen geïnspireerd is op de volledige setloze film, maar ook op de utopische commune die daarin wordt getoond. De andere inspiratiebron, Ronald Brautigans roman In Watermelon Sugar, handelt eveneens over een commune, levend rond een dagelijks van kleur verschietende zon. Tot slot besloot Kaleidoskop ook zelf het experiment aan te gaan, door zonder regisseur, zonder choreograaf, zonder decor of ingewikkeld lichtplan de strijd met elkaar en de lege ruimte aan te gaan.

Het klinkt allemaal razend interessant. Wie Brautigans roman heeft gelezen en Von Triers film heeft gezien, herkent ook veel. Het gesleep met reflecterende schermen. Actie op zowel voor- als achtergrond. Met tape witte lijnen op de grond plakken die huizen moeten suggereren. En hoewel het vermakelijk is om te zien hoe het ensemble soms om zich heen kijkt op zoek naar een afwezige leider, om vervolgens weer een paar maten van Beethovens Große Fuge in te zetten, wordt al binnen het half uur duidelijk dat deze utopie een nachtmerrie is, dit experiment gedoemd is te mislukken.

Geen enkel moment weten de muzikanten, aanvankelijk in isolatiepakken gekleed, later steeds losser – de boodschap is duidelijk – de toeschouwer te raken, te ontroeren of te vermaken. De verveling slaat genadeloos toe, zeker daar Kaleidoskop zowel de echte grimmigheid van Von Trier als de humor van Brautigan met Duitse Gründlichkeit heeft verwijderd.

Hierdoor wordt de voorstelling enorm voorspelbaar, waarbij je elke herhaling van verre ziet aankomen. Voeg daarbij dat de flinterdunne en gedateerde boodschap ook nog eens met de subtiliteit van een sloophamer gebracht wordt. Het publiek hoort dat het uuh?-koor steeds meer op kuchen begint te lijken, daarvoor hoeft een van de violistes niet demonstratief mee te gaan kuchen; dat het geluid van het adagio uit Mahlers negende gemanipuleerd wordt is hoorbaar, daarvoor hoeft niet zo’n beetje elk ensemblelid demonstratief eerst de versterking te laten vallen.

Dat een commune zijn schaduwkanten heeft is overduidelijk. Utopieën worden nooit werkelijkheid. Beide toont Kaleidoskopville met verve. Maar elke diepere laag ontbreekt. Of het moet deze zijn: tijdens de voorstelling en na afloop liet een klein deel van het publiek duidelijk merken hoe goed het allemaal wel niet was. Al snel werd duidelijk dat dit medewerkers en vrienden van het ensemble waren. Het niet ingewijde overige deel van het publiek, dat met vijftig man bij aanvang (een tiental verliet de voorstelling ook nog eens voortijdig) in Grote Zaal van de Rotterdamse Schouwburg toch al verdronk, schudde na afloop vooral het hoofd.

Foto: Sebastian Bolesch