De Belgisch-Burkinese choreograaf Serge Aimé Coulibaly creëerde een voorstelling geïnspireerd door de Nigeriaanse muzikant, componist en activist Fela Kuti. Maar de referentie is verraderlijk. Kalakuta Republik gaat niet over Kuti, maar over de positie van de Afrikaan in een geglobaliseerde, postkoloniale wereld. Het grote thema wordt weinig dwingend aangekaart.

Kalakuta Republik, een voorstelling met een enorme internationale tournee, bestaat uit twee delen. In het eerste deel bevinden we ons in een ogenschijnlijk intieme omgeving met een grote bank. Rondom de set zijn twee schermen geplaatst waar beelden op worden geprojecteerd, soms tonen die een tekst, soms een abstract vormenspel. Een enkele keer komen concrete beelden voorbij, zoals de puinen en vluchtelingenkolonnes van Syrië.

Leidend is de dans, die een mengeling is van Afrikaanse en Westerse stijlen. Coulibaly heeft zijn roots in Burkina Faso, maar woont al sinds jaren in Brussel. Gedurende een periode werkte hij met het Vlaamse gezelschap Les Ballets C de la B van Alain Platel, daarna richtte hij zijn eigen gezelschap op, Faso Danse Théâtre. Zijn taal is expressief. Danssecties doen soms denken aan het werk van Pina Bausch. Herkenbare handgebaren domineren in het eerste deel, waarin de rol van Coulabily het midden houdt tussen dirigent, leider en dictator. Hij speelt dat gegeven letterlijk uit door zich te onderscheiden van de groep, dwars door de choreografie te bewegen, op stoelen te gaan staan en te doen alsof hij spreekt of preekt. Vooral deze inbreng maakt het bewegingsmateriaal soms erg illustratief.

Voor de pauze is alles zwart-wit op enkele gekleurde stippen op de lichamen van de dansers na. Na de pauze hebben de stippen plaats gemaakt voor felgekleurde kostuums. En ook de beelden op de schermen zijn kleuriger. De scenografie suggereert een club na sluitingstijd, verspreid over de vloer liggen stoelen. Een vrouw zingt even, een man verspreidt spuwend wijn uit een fles. Een andere man danst met een bundel stoelen op zijn nek. Op het scherm zien we soms de dansers terug in vage beelden, net als uiteindelijk ook het gezicht van Kuti.

Coulibaly koos zes dansers, drie mannen en drie vrouwen. Stuk voor stuk zijn dat zeer gekwalificeerde dansers, maar ze blijven vrij onzichtbaar. Centraal staat Coulibaly zelf, in het eerste deel is hij de dominante en wanhopige leider, in deel twee zien we de gespletenheid terug in de schmink op zijn gezicht.

Coulibaly vertegenwoordigt Kuti en via Kuti elke Afrikaanse man, die zijn leidende en verantwoordelijke rol voorgoed heeft afgelegd sinds de kolonialisatie. Dit thema had dieper en spannender uitgewerkt kunnen worden. Kalakuta Republik – een titel die verwijst naar de eigen staat die Kuti probeerde op te richten als verzet tegen de autoriteiten die de macht overnamen na de onafhankelijkheid van Nigeria – blijft toch enigszins steken in de anekdote.

Waarom de oorlog in Syrië erbij wordt gehaald en de beelden is mij een raadsel. Het is een zwaktebod, dat de de unieke historische invalshoek die de voorstelling neemt ondermijnt. Een ander zwak element is de anonimiteit van de muziek. Kuti leverde een politieke strijd via zijn muziek. De muziek in Kalakuta Republik is niet van Kuti’s hand maar werd in zijn geest geschreven door compinist Yvan Talbot. Irritant is dat die muziek vooral de dans dient en verder nauwelijks een rol krijgt in de voorstelling. Even zingt een van de danseressen een experimenteel lied in de ‘nachtclub’. Heel sporadisch zien we een lichte verwijzing naar het ‘begrip’ concert, alleen op die spaarzame momenten voel je dat de vorm de inhoud overstijgt.

Foto: Kalakuta Republik