De Tafelberg in Egmond aan Zee biedt een weids uitzicht over het polderlandschap van Noord-Holland, met enkele herkenningspunten en kerktorens aan de horizon. De toeschouwers beklimmen de hoge duinen om KAAP bij te wonen, de locatievoorstelling op het Karavaan Festival door theatermaker Sijas de Groot.

De Groot staat aan de rand van een nol, een duinheuvel, en vertelt op associatieve manier over verdwalen op zee, over betonning en bakens, over de reis naar Vlieland die hij elk jaar maakt en dat die voelt als ’thuiskomen’. Hij wisselt op tekst van Hans Christiaan Klasema vaardig van perspectief, nu eens is hij als een schipbreukeling, dan weer een schipper die de veilige vaarweg moet kiezen.

De Groot is een innemend verteller die stap voor stap de toeschouwer meeneemt naar de kern van zijn voorstelling. Rondom in het zand heeft hij houten blokken opgesteld, die tal van betekenissen hebben: nu eens zijn het markeringspunten op de woelige zee, dan verbeelden ze een haven en zelfs weet hij ze met spel en tekst te transformeren tot zijn uitgebreide familie.

De Groots overgrootvader is namelijk de oprichter van de Firma H. De Groot & Zonen, gevestigd te Harlingen. Zij fabriceerden onder meer de karakteristieke stalen of houten constructies, de zogenoemde ‘kaap’, die in het Waddengebied op eilanden of zandplaten staan, op Griend bijvoorbeeld. ‘Kunstwerken’ heten deze markeringsobjecten ook wel, gebouwd op de grens van land en water.

Maar de firma deed meer: wie de boot naar Vlieland of Terschelling neemt, gaat aan boord via een loopbrug van de firma. Vaar je de haven van Harlingen uit de Waddenzee op, dan ligt daar aan de oostzijde de geleidingsdam, ook met bakens, ook geconstrueerd door de ingenieurs en ‘zeetimmermannen’ van dezelfde firma. Uit de luidsprekers klinkt een soundscape van Koen Kaptijn met roepende meeuwen, geluiden van de zee, straaljagers die verwijzen naar de Vliehors waar de luchtmacht nog altijd oefent.

Toch is KAAP, uitgebracht door Tussenland en PeerGroup, meer dan een familieverhaal. De Groot, in de regie van Arjan Gebraad, gebruikt de betonning, bakens en navigatie als metaforen om een universeler verhaal te vertellen over het wonder van oriëntatie, niet alleen op zee, ook in het leven. Prachtig verhaalt hij over het ontwerp van het eerste kompas, over driehoekspeiling en over zijn fascinatie voor het landschap. Want voor hem is het landschap als de zee en omgekeerd, het zijn plekken waarin je de koers kunt kwijtraken maar waar je met behulp van kerktorens, bakens of kapen toch weet waar je bent en waar je heen zou moeten. Telkens weer neemt hij de blokken op en verplaatst die, zodat je zelfs op het gele duinzand het idee krijgt naar de zee te kijken. De zandplaat Griend verbeeldt hij door een oud visnet neer te leggen, en kijk, daar ligt Griend.

Voor aanvang krijgt elke bezoeker een kaart uitgedeeld met begrippen erop, zoals ‘Paraat staan’, ‘Rust’, ‘Blowen’,  ‘Thuiskomen’ (in mijn geval) en ‘Wajong’, de wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten. De Groot vraagt enkele toeschouwers de tekst voor te lezen en vervolgens verbindt hij al die begrippen op vernuftige wijze tot een associatief, heel persoonlijk verhaal. Zelf ontving hij ook ooit de Wajong, laat hij weten, want het was te druk in zijn hoofd, geen rust, hij wist niet goed hoe paraat te staan en was dus zijn oriëntatie kwijt. Zo krijgt een stoer kunstwerk als een kaap óók een plek in een vertelling over de weg kwijtraken in het leven.

Aan het slot loopt De Groot de verte van de duinen in, voor de veiligheid heeft hij zich gezekerd aan een oranje lijn, als een levenslijn zou je kunnen zeggen. Zijn ode aan de historische bakens is prachtig en persoonlijk, temeer daar in de hedendaagse tijd met allerlei technologieën de aloude kunst van de juiste zeeroutes en vaarwegen vinden teloorgaat. Dat is een gemis. Want met behulp van de symboolwaarde van een baken kun je ook je eigen oriëntatie in het leven perspectief geven.

Foto: Moon Saris