Eigenlijk is het begin augustus nog net te licht, als om 9 uur een tiental vleermuisachtige figuren, soms voorzien van muziekinstrumenten, opdoemt aan de bosrand. Samenzweerderig omhelzen ze elkaar. Dat hier in de komende twee uur iets onheilspellends staat te gebeuren, is duidelijk. Alleen niet voor de man in het wit, die als een volleerd playboy zijn entrée maakt, gewend om toegejuicht te worden.

Dit is Julius Caesar (Mattias Van de Vijver), de man die zojuist in triomf is teruggekeerd van het slagveld, en die bij de festiviteiten ter ere daarvan driemaal de hem aangeboden kroon zal weigeren – maar wel zó dat de gretigheid om hem de volgende keer wel aan te nemen eraan af te lezen is. Die gretigheid maakt dat hij op de idus van maart alle slechte voortekenen negeert en zich laat overhalen naar de senaat te komen.

De afloop is fataal: met drieëndertig dolkstoten wordt hij om het leven gebracht door een complot onder leiding van Gaius Cassius Longinus (Charlie-Chan Dagelet) en Caesars vertrouweling Marcus Junius Brutus (Matthijs van de Sande Bakhuyzen). Maar waar Brutus’ bedoeling was Rome voor de tirannie van een alleenheerschappij te behoeden en de republiek te redden, is het resultaat een burgeroorlog waarin uiteindelijk een nieuwe grote leider komt bovendrijven en het keizerrijk zal ontstaan.

Om Brutus, meer dan om Caesar zelf, draait het stuk volgens regisseur Michiel de Regt. Anders dan veel hedendaagse regisseurs, zoals onlangs nog Oskar Eustis in het openluchttheater van Central Park, New York, heeft De Regt er geen parabel over populisme van willen maken. Voor hem is de kern het psychologische dilemma waarvoor Brutus zich gesteld ziet: kiezen tussen het leven van een vriend of het redden van de democratie. En de Hamletiaanse twijfel, het net niet helemaal door durven zetten, die maakt dat alles uiteindelijk verkeerd afloopt – ook voor Brutus zelf.

Die op zichzelf legitieme regiekeuze heeft in deze voorstelling twee nadelen. Het eerste is dat het minder gemakkelijk duidelijk is te maken waarom deze weinig gespeelde Shakespeare hier en nu moet worden opgevoerd. Ja, natuurlijk, Shakespeare spelen kan altijd: het stuk is ijzersterk en de thematiek universeel. Maar toch blijft de vraag een beetje hangen. Dat is wellicht vooral vanwege het tweede nadeel, namelijk dat te midden van de showfiguur Caesar, de intrigant Cassius en de nichterig gespeelde windvaan Casca (Erik van der Horst), Brutus wel erg gewoontjes, wel erg de redelijkheid zelve is. Brutus is en blijft “een zeer fatsoenlijk man”, zoals Caesars bondgenoot Marcus Antonius (Jip van den Dool) in zijn beroemde lijkrede tot in het belachelijke herhaalt. Zijn verscheurdheid komt niet helemaal uit de verf, ook niet in de scène waarin hij door zijn vrouw Portia gesmeekt wordt te vertellen wat hij op zijn hart heeft.

Esthetisch is de voorstelling als geheel zeer sterk. Het toneelbeeld (Janne Sterke) is strak, een zwarte vloer met in het midden een witte verhoging. Daarbovenop een troon – nu ja, een kleuterstoeltje. Verspreid liggen, als voorafschaduwing van Romes hoogmoed en verval, een enorme gebeeldhouwde hand en voet, afgekeken van de bewaarde fragmenten van de ooit twaalf meter hoge Colossus van Constantijn die tegenwoordig op de binnenplaats van de Capitolijnse musea staan opgesteld. De tijdloze kostuums van Jorine van Beek verhelderen de verdeling van de personages in kampen, maar wel op een manier die onwillekeurig partij kiest, voor de clan van Caesar (in het wit), tegen die van de samenzweerders (in het zwart). De speciaal voor de voorstelling gecomponeerde muziek door K.O. Brass en de acteurs zelf is over het algemeen stemmig en goed uitgevoerd.

Toch duurt het lang voordat de voorstelling echt begint te grijpen. De Regt heeft Shakespeares eerste scène vervangen door een proloog die aanvankelijk beeldend is, maar op den duur te uitgesponnen. De eerste twee aktes missen, op het enorme toneel van het Bostheater, een zekere focus. Maar vanaf de moordscène op Caesar, die in de choreografie afgekeken lijkt te zijn van een drukbevolkte kruisigingscène à la Rubens, concentreert het geheel zich en wordt het spannend. Daarbij helpen ook de invallende nacht en de mooie belichting.

De zomerproductie van het Bostheater is dit jaar voor het eerst tot stand gekomen in samenwerking met de Amsterdamse Stadsschouwburg en gaat na afloop van het openluchtseizoen ook toeren langs een groot aantal Nederlandse zalen. Gezien de kwaliteit van het spel, de muziek en de vormgeving is het te hopen dat de duisternis en beperktere ruimte van de theaterzaal ervoor zullen zorgen dat de spanning van het einde al vroeger in de voorstelling voelbaar wordt.

Foto: Ben van Duin