Een satire over het superkapitalisme in een superduur, megalomaan gebouw? Het klinkt contradictorisch, maar in deze tijden moet dat kunnen, moeten de makers van FC Bergman en Toneelhuis gedacht hebben. Bij FC Bergman moet alles groots, heel groots, vooral qua scènebeeld, decor en scenografie.

De inhoud van vorige producties liet soms te wensen over, met naar mijn gevoel te veel gebakken lucht en blabla, en riep de vraag op of er zoveel geld moest worden gepompt in theater dat alleen verblindt en weinig raakt. JR belooft met de theaterbewerking van het gelijknamige cultboek van William Goddis uit de jaren ’70 ook qua inhoud groots uit te pakken. Dat lukt gedeeltelijk.

Ook nu word je als toeschouwer overdonderd door de speelplek en de scenografie. Het visitekaartje van FC Bergman staat er, en hoe. Het publiek zit op vier tribunes rondom een torenhoog gebouw, aan elke kant een. Dat gebouw is veertien meter hoog met daarin 25 verschillende locaties: hotelslaapkamers, toilet, bar, woonkamers, museumzaal, sauna, verschillende bureaus, metrostel, het winkelhalletje met sigaretten, wandtelefoon en kleine televisie, alles in jaren ’70-stijl. Ook rondom de toren spelen zich enkele scènes af, en tegen het einde rijdt er zelfs een heuse limousine.

Vijftien acteurs spelen mee, een paar vaste acteurs van Bergman zelf, aangevuld met spelers van onder andere Olympique Dramatique, NTGent en KVS. Zij en nog eens 21 figuranten, waaronder zeven kinderen, bevolken de verdiepingen aan alle kanten van het gebouw. Daartussen laveren twee cameramannen. Je krijgt een inkijk in die open ruimtes. Je ziet natuurlijk maar een kant met de vier verdiepingen, maar door de filmbeelden die worden geprojecteerd op de dichte lamellen van een etage, volg je live de dialogen van de personages, al dan niet in filmische close-ups. Lekker chaotisch, zoals het verhaal en het leven van de personages verlopen. Als in een gestapeld labyrint, waar ieder zijn weg zoekt en de uitgang al dan niet vindt.

JR is een elfjarige jongen die op een pedagogisch uitstapje naar de beurs ontdekt hoe dat wereldje in elkaar zit. ‘Spelen om te winnen’ is de enige regel. En hij onderneemt stappen. Een heuse opgang naar een imperium volgt, met natuurlijk de te verwachten ondergang. In die op- en ondergang worden heel wat personages in hun zakelijk en privéleven meegesleurd. Er zijn de bazen boven de bazen, die in aandelen en geld zwemmen, de artiesten die les moeten geven om financieel rond te kunnen komen, de intriganten en de losers, de elkaar kapot concurrerende bedrijven met hun personeel en de zielenpoten.

Er ontwikkelt zich een caleidoscopisch verhaal rond verwarde figuren die de toren bevolken. Opvallend zijn de jongen JR (schitterend vertolkt door de jonge Kes Bakker), de componist Edward Bast (een sterke rol van Oscar Van Rompay), Jack Gibbs, de artiest en chaoot in het kwadraat (een heel knappe vertolking van Jan Bijvoet) en het verslaafde hoertje (Anne-Laure Vandeputte). Ook andere acteurs, zoals Frank Focketeyn, Stijn Van Opstal en Geert Van Rampelberg, zorgen voor spetterende scènes. Met veel humor, terzijde-knipoogjes en schwung overstijgen ze het beursverhaal en weten heel spitant in woord en spel lucht te geven aan de chaos van het leven en het kapitalisme.

FC Bergman vindt zich in de visie dat het kapitalisme een existentieel gegeven is, zoals het leven en de dood. Het is ons noodlot om in het kapitalisme geboren te worden, en dat is zo slecht nog niet. Je moet wel zorgen dat er geen excessen optreden. De componist probeert de jonge JR te overtuigen dat muziek, en in het algemeen de kunst, boven het geld staat, voor het echte leven zorgt, maar slaagt niet in zijn boodschap. De kunsten kunnen niet opboksen tegen de macht van de financiële wereld. Een van de eerste scènes is een stuntelige schoolopvoering van een stuk van Wagner met playback van aanzwellende muziek. Allicht loopt er van alles mis, dit is te hoog gegrepen. Een voorspellend teken?

Twee uur kan het publiek zich vergapen aan de intriges en het gekonkelfoes van al die personages op al die verschillende locaties in de containertoren. De poging tot psychologische verdieping verrast na de vorige producties van FC Bergman. De burleske chaos van de personages is op gelijkwaardig niveau verpakt in de toren met zijn voyeuristische inkijken, de flitsende filmbeelden, de bijzonder knappe techniek en het vlotte en hilarische spel. Vorm en inhoud zijn even complex, en staan hier mooi in balans.

Maar na de pauze valt veel stil. Je kunt je niet aan de indruk onttrekken dat aan dit deel minder gewerkt is, in ieder geval minder geschaafd en geschrapt. Na het tragikomische eerste deel, moet nu de tragiek worden vormgegeven. En in dat lange uur vergaloppeert de voorstelling zich. Het hoertje wordt een repetitief cliché van zichzelf, ook de andere personages beginnen in hun wijdlopigheid en langdradigheid te irriteren. De personages en de acteurs lopen in zichzelf vast. De limousine moet een beeld vormen van de oppervlakkigheid van het geldgeluk en geeft een tegenbeeld van de diepte waarin de personages getuimeld zijn. Maar de uitwerking is oppervlakkig.

Tragiek creëer je niet door veel geschreeuw en lang gereutel, en ook niet door iemand in een gescheurd pak te laten rondlopen in een nevelregen onder lantaarnschemer en daar wat aanzwellend ariagezang op te plakken. Hier blokkeert het megalomanisch project. Knappe techniek, vaak indrukwekkende enscenering, mooie acteerprestaties, maar een ontgoochelend tweede deel.

Foto: Kurt Van der Elst


Luister hier naar de podcastrecensie van JR voor De Theaterpodcast.