In het begin zie je alleen zijn silhouet, afgetekend tegen de duisternis. Pas na een tijdje krijgen de contouren langzaam invulling. Terwijl hij praat – rustig en beheerst – ontwaren we Marijn Prakke, gehuld in een licht doorschijnende zwarte nachtjapon, felrode lippenstift, uitdrukkelijke mascara. ‘Ik wil foto’s van je maken terwijl je slaapt, je vertellen dat ik je schoenen mooi vind, ik wil om drie uur ’s nachts met je vrijen. Ik wil verstoppertje met je spelen.’

In de zeer korte voorstelling De jongen die gek werd (van liefde) die dit weekend op het Amsterdam Fringe Festival in première ging, onderzoekt Marijn Prakke de liefde en de daaruit voortvloeiende drang met de ander samen te vallen. Om dat samensmelten te illustreren is hij gekleed in drag, terwijl hij een aantal tekstfragmenten (deels Sarah Kane, deels zelfgeschreven) voordraagt over liefde en verlangen. Op de achtergrond doolt barokzangeres Elvire Beekhuizen; expliciet aanwezig en onbereikbaar tegelijkertijd. Een mooi beeld van wederzijdse eenzaamheid.

Prakke brengt de tekstfragmenten ingetogen, met een haast sympathieke rust. Dat schept een mooi contrast met de bij vlagen obsessieve inhoud. Maar die soberheid maakt op den duur ook vlak, maakt hem tot niet meer dan een schets van een intrigerend figuur die krampachtig poogt lief te hebben. Als het silhouet uit het begin dat maar geen invulling krijgt.

Tussen de monologen neemt hij plaats op een bankje en draait een elpee. Eenzaam zittend playbackt hij ‘Karma Chameleon’ van Boy George, totdat hij halverwege stokt. Het is een mooi, treurig breekpunt in een verder wat al te beheerste theaterscène.

Foto: Annelies Verhelst