Veel plussen en wat minnen in de herneming van The Sleeping Beauty van Het Nationale Ballet. Met als superplus het optreden van de nieuwe solisten Olga Smirnova en Victor Caixeta, die superieure klassieke stijl demonstreren – een feestje voor de liefhebber. (meer…)
Even stoppen, denk je na het onaards mooie duet van Olga Smirnova en Jacopo Tissi in Diamonds. Ook als geheel danst Het Nationale Ballet het drieluik Jewels van George Balanchine sterk dankzij instudering door een drietal Balanchine-cracks
Over het verhaalloze drieluik Jewels van George Balanchine doen allerlei apocriefe verhalen de ronde met betrekking tot de inspiratie voor het meesterwerk, dat ook als drieluik in 1967 in première ging. Balanchine zou zijn getroffen door de schittering van juwelen in de etalage van Van Cleef & Arpels, de dansers moeten worden gezien als Balanchines juwelen, de drie delen zouden een vertaling zijn van het karakter van de edelstenen smaragd, robijn en diamant, enzovoort.
Volgens de man zelf ging het gewoon om met juwelen behangen dansers. Nog praktischer: de gewenste, maar helaas niet gegeven sponsoring door het chique juwelenhuis zou andere kapitaalkrachtige New Yorkers misschien op een idee zou kunnen brengen.
Zo vlak na de verhuizing naar het Lincoln Center, waar een veel grotere zaal gevuld moest worden, waren extra financiële middelen noodzakelijk voor de overleving van het New York City Ballet van Mr. B. ‘Het ballet klonk al duur voor er één pas was gezet’, merkte Lincoln Kirstein, Balanchines partner in art ironisch op – hij vond het hele idee aanvankelijk maar smakeloos, en hij was niet de enige. Toen het drieluik eenmaal ten doop was gehouden, verdampte menig al snel.
Wat de Russisch-Amerikaanse balletmeester wél doet in het drieluik, is zijn eigen danshistorische wortels etaleren. Balanchine, geboren in 1904, groeide op in het toen nog tsaristische Rusland. Het ballet moest de grandeur van het hof uitstralen met grote balletten vol schitterende decors en virtuoze dans – denk Het zwanenmeer. De grootmeester van die stijl, Marius Petipa, kwam oorspronkelijk uit Frankrijk en bracht de balletcultuur van de Romantiek mee – denk Giselle. Balanchine maakte na de Russische revolutie de oversteek naar Amerika, waar hij beide invloeden doorontwikkelde, verscherpte en aanpaste aan de snelheid van het moderne Amerikaanse leven – denk, nou ja, denk Balanchine.
Een kleine twintig jaar geleden completeerde Het Nationale Ballet het drieluik met Emeralds, het openingswerk van Jewels. Het weerspiegelt de balletromantiek, door de lange, romantische tutu’s, maar vooral door groepen danseressen in oogstrelende, sculpturale tableaus.
Opvallend zijn de langoureuze lijnen, zacht en smeltend – weinig gezien in het oeuvre van Balanchine. Het ballet oogt met zijn vele gradaties van smaragdgroen als een schilderij van Monet, waarin de danseressen als waterlelies over het oppervlak glijden, zonder weerstand gedragen door het water. De muziek van Gabriel Fauré (delen uit Pelléas et Melisande en Shylock) versterkt die sfeer van een warme zomerdag.
De bewegingen drukken een en al romantisch verlangen uit. De armen reiken zacht als balsem naar onbereikbare heerlijkheden. Het jeugdige trio (levendig gedanst door Joseph Massarelli, Salomé Leverashvili en Yuanyuan Zhang) is vol verwachting, een belofte wordt ingelost in de duetten voor Jessica Xuan en Semyon Velichko en met name in de grote pas de deux.
Die begint met een statige opkomst van Anna Ol en Timothy van Poucke. Hun bewegingen zijn licht als nevelflarden, de melancholie is voelbaar en als zij, meermalen, achterover zijgt in zijn armen, lijkt een zucht van overgave bijna hoorbaar. Veelvuldig zijn poses en bewegingen uit met name Giselle herkenbaar – Balanchine citeert zijn erflaters.
Na het dromerige Emeralds volgt, heel klassiek, een allegro: Rubies. De kittige, korte rode pakjes geven maximale bewegingsruimte en vol zicht op de lijnen van de ledematen. Stravinsky’s Capriccio voor piano en orkest legt een jazzy en gesyncopeerde basis onder de flitsende choreografie. De tegenstelling van de zachtheid uit Emeralds met de speelse, uitdagende sfeer, de hoog opzwiepende benen, de priemende armen en geflexte handen en voeten van Rubies kon niet groter zijn.
In hoog tempo paradeert het corps de ballet, waarbij de vrouwen soms even bevriezen in houdingen die doen denken aan de elegante, maar o zo gekunstelde houdingen van mannequins uit de sixties. Young Guy Choi is een stuiterende grappenmaker, Maia Makhateli een plagerige verleidster die haar passen soms lardeert met een venijnige tik van een van haar spitzen. Samen zijn ze verwikkeld in een vrolijke competitie; ze draven als paardjes, springen touwtje en laten hun bekkens extreem naar voor of achter uitsteken.
Elisabeth Tonev laat soms de lijn van haar benen bruut breken in extreem diepe tweede posities, dan weer strekt en zwaait ze die tot messcherpe wapens. In ‘haar’ deel heerst zij over maar liefst vier mannen. Zij mogen haar niet klassiek aan de armen, maar aan haar benen ronddraaien. Hier verwijst Balanchine naar zichzelf, in casu het ballet Agon. Ook Rubies wordt prachtig gedanst, maar zowel het duet als de rol van de ongenaakbare ‘meesteres’ kunnen nog wat meer temperament gebruiken – het moet daar op het toneel knetteren en spetteren.
Diamonds, het slotdeel, is met 34 dansers een evocatie van de grote Tsjaikovsky-balletten. Als jongeling werd Balanchine met zijn mede-dansstudenten in koetsjes naar het keizerlijke Mariinsky Theater te Sint Petersburg vervoerd om daar de kinderrollen te dansen in groots gedecoreerde producties als The Sleeping Beauty en Het Zwanenmeer, waarin de solisten schitterden ter meerdere glorie van de tsaar.
Dit ballet was vooral een geschenk aan Suzanne Farrell, de grootste muze van Balanchine, maar ook de enige die zich niet liet vangen in een huwelijk met hem. Ook door deze diamanten liet zij zich niet vermurwen; ze bleef onbereikbaar als Odette in Het zwanenmeer.
Als het corps de ballet voor het eerste deel opkomt in een langzame wals, is de associatie met dat Zwanenmeer (soms ook Raymonda) voor de ballettomanen onontkoombaar. De witte tutu’s (hier rijkelijk versierd met glinsterende stenen), de vele bewegingscitaten in poses, formaties en ports de bras – geen twijfel mogelijk.
De hoofdrollen worden gedanst door de onnavolgbare Olga Smirnova en de formidabele, nobele Jacopo Tissi, een beeldschoon paar. Hun langzame dans begint met een aarzelende toenadering, hoofs en omzichtig. Op de melancholische klanken van (hout)blazers spant Smirnova met haar prachtige armen (het kan niet vaak genoeg worden gezegd) ijle lijnen in de ruimte. Helder en precies, maar bovenal betoverend en lyrisch; het is stijl, stijl en nog eens stijl, zonder nadrukkelijk te epateren met haar superieure techniek.
Emoties zijn gesublimeerd, de liefde is vergeestelijkt en spiritueel geworden. Tissi laat Smirnova’s gesublimeerde expressie optimaal tot zijn recht komen, samen lijken ze bijna op te lossen in de muziek. Het is een wonder waarbij je alleen maar kunt zuchten en waarna je eigenlijk het ballet even zou willen stopzetten om al die schoonheid te laten bezinken.
Maar het gaat voort, met een opgewekte dans voor vier ‘grote zwanen’, met virtuoze solovariaties voor de hoofdrollen en tot slot een ensembledeel, een feestelijke polonaise. Die apotheose doet denken aan de huwelijksvieringen aan het einde van bijvoorbeeld The Sleeping Beauty.
Over de diagonaal ontwikkelen de passen van de ‘huwelijksgasten’ zich van schrijden naar steeds uitbundiger en ingenieuzer combinaties. Smirnova en Tisssi vormen het stralende middelpunt van de festiviteiten. Tot slot presenteren solisten en ensemble zich grotendeel synchrone groepsdans, eindigend in een tableau waarin de mannen als in een collectief huwelijks aanzoek op de knieën gaan voor hun partners.
Een prachtig programma kortom, uitgevoerd door een groep die in vorm is. Het decor van Toer van Schayk is sterk in zijn eenvoud: het object dat boven het toneel hangt representeert met scherpe lijnen en hoeken de facetten van edelstenen en, ‘vintage Van Schayk’, verandert per ballet van vorm.
Een kleine kanttekening zou bij de kostuums van Barbara Karinska kunnen worden gezet, vooral in Rubies waar ze gek genoeg, ondanks het mini-pakje van de danseressen, ouderwetser overkomen dan de historische lange en korte tutu’s in de andere twee balletten. Als het decorontwerp al van eigen bodem is, dan zouden de kostuums wellicht ook iets hedendaagser kunnen. Het is muggenziften, maar de gedachte drong zich op.
Foto’s: Het Nationale Ballet / Altin Kaftira
Het was in één woord ….. geweldig we hebben genoten!