De Jephta van regisseur Claus Guth is meer dan een opgepimpt oratorium. Guth maakte van Händels vocale werk een volwaardige opera en een voorstelling die onverbiddelijk onder de huid kruipt. Een opera die geen opera is ontpopt zich als een van de allermooiste opera’s van De Nationale Opera.

Guth verbouwde al eerder een oratorium van Händel, zijn Messiah. En hij heeft er nog wel een paar te gaan, want Händel schreef oratoria (een bijbelse vertelling op muziek) bij de vleet. Er zijn er zo’n stuk of twintig. En wat mij betreft mag Guth ze allemaal onder handen nemen, want juist door deze werken op inventieve wijze te ensceneren presenteert Guth ze in een sprankelende eigentijdse vorm.

Zeg nou zelf, wanneer word je als luisteraar nou echt meegesleept in de schoonheid van het verhaal bij een concertante uitvoering? In feite draait dan alles om de (prachtige) muziek. In de geënsceneerde versie van Jephta komt echter plotseling de universaliteit van de oude bijbeltekst naar voren. Al moet je bij Guth dan wel een grote afwezige op de koop toe neme: god. In het bijbelverhaal moet Jephta zijn dochter Iphis offeren in ruil voor de overwinning op het slagveld. God toont echter op het allerlaatste moment mededogen. Een engel brengt Jephta het bericht dat Iphis niet dood hoeft, maar haar leven verder als maagd in het klooster mag slijten. Een (soort van) happy end dus bij Händel, compleet met een vrolijk schallend Hallaluja.

Vergeet het maar. Bij Guth verdwijnt Iphis als waanzinnige – dwangmatig plukkend aan een hoofdkussen – in een gekkenhuis, Jephta vervolgt zijn eenzame dwazenpad en de moeder blijft kinderloos achter. De engel is niet meer dan een waanvoorstelling van de doorgedraaide dochter. Het is een geniale twist aan het bijbelverhaal die het oratorium plotseling een universele actualiteit geeft.

Guths Jephta gaat over verstoten worden, over godsdienstwaanzin en over de moeizame relatie tussen gemeenschap en individu. En dat alles is op een grandioze wijze vormgegeven met een fenomenaal mooi, soms bijna filmisch, modern toneelbeeld, messcherpe dramaturgie, prachtige belichting en ijzersterke personenregie. Het is aan die personenregie te danken dat het loodzware oud-testamentische verhaal wordt teruggebracht naar de menselijke maat.

Aan inventiviteit geen gebrek bij Guth: een geniale vondst zijn de levensgrote massieve letters die over het podium rollen. Samen vormden de zin It Must Be So, het dictum dat aan het begin van het oratorium wordt uitgeroepen. Die letters zwerven door de hele voorstelling: soms als stelling, dan weer als vraag. Een krachtige verwijzing naar het dilemma van de vrije keuze.

Guth is erin geslaagd om een toch wat statisch bijbelverhaal om te vormen tot een emotievolle, buitengewoon geloofwaardige, persoonlijke tragedie. Dat is niet in de laatste plaats te danken aan de voortreffelijke acteer- en zangprestaties van Richard Croft (Jephta), Anna Prohaska (Iphis) en Bejun Mehta (Hamor). De lange scene waarop vader en dochter elkaar, bij de eerste straal morgenlicht, in al hun kwetsbaarheid omarmen etst sporen in de ziel van menig toeschouwer.

Muzikaal schieten superlatieven tekort. Het koor van De Nationale Opera werd onlangs door het gerenommeerde tijdschrift Opernwelt tot ‘Beste Operakoor van 2016’ uitgeroepen. Hoe terecht dat is, laten de zangers met deze Händel horen en zien. En in de bak speelt het authentieke ensemble Concerto Köln onder leiding van Ivor Bolton de sterren van de hemel en de pannen van het dak. Bolton houdt er flink de vaart in, maar smeedt eveneens koor en orkest tot een grote eenheid. De enorme rijkdom aan details, de dynamische contrasten en soms gewaagde tempikeuzes maken deze Händel niet alleen een feest voor het oog, maar ook een feest voor de oren.

Foto: Monika Rittershaus