Dichi Wit is een blanke actrice. Maar ze komt van Curaçao en ze spreekt vloeiend Papiaments. Zo zit ze levenslang in een spagaat. Voor de Nederlanders is ze geen normale blanke. Voor de Curaçaoënaars is ze iemand die alleen maar zwart klínkt. Over die spagaat, het bungelen tussen twee culturen, de kloof tussen zwart en blank, gaat Je suis… van bedenker en regisseur Raymi Sambo. Een politieke voorstelling vol woede en frustratie, waaraan een positief voorstel voor vreedzaam samenleven ontbreekt.

Acht spelers bevolken de vloer. Acteurs, rappers, een danser. Een journalist die theatermaker is geworden. Plus sociaal-psycholoog Werner de Gruyter. Die doet in deze interactieve voorstelling een quizje met de toeschouwers. Daarmee wil De Gruyter laten zien hoe bevooroordeeldheid en manipulatie werken.

Raymi Sambo maakt met Theatergroep VIG elk jaar een voorstelling waarin hij een actueel thema bij de kop neemt. Hij stelt aan het begin van Je suis… dat hij, samen met tekstschrijvers plus deze acht spelers, in hoog tempo een theateravond in elkaar heeft gezet die gaat over radicalisering. Maar in feite gaat Je suis… veeleer over bevooroordeeldheid, en deels ook over manipulatie.

Sambo brengt voor dit project mensen bij elkaar die – zoals dat nu volgens de politiek heet – een migratieachtergrond hebben. Allen hebben het gevoel dat hun positie in de samenleving een negatieve douw heeft gekregen door die migratieachtergrond. Vanaf de eerste act, een rap van Mr & Mrs Oasis (Khalid Ouaziz en Raja Felgata), is de toon gezet. ‘Jullie’ – blank Nederland – hebben te weinig begrip en respect voor ‘ons’, getinte mensen, moslims en hun achtergrond. ‘Hoe ga je om met al die islamofobie? Welkom bij… Je suis!’

Die toon dreunt in de hele voorstelling door: wij tegen jullie, jullie tegen ons. ‘Wij’ is daarbij een allegaartje. Daaronder vallen moslims in het algemeen en Marokkanen in het bijzonder, Antillianen enzovoort. Kwaadheid, frustratie, zwartkijkerij domineren alle acts.

Sommige daarvan zijn mooi en krachtig. Naïma Souhaïr, in een dans waarin ze zelf haar hoofd en lichaam voorstuwt en terugtrekt met haar handen. Abdelhadi Baaddi neemt de geluiden die hij maakt en zijn gezang op, waardoor een human beatbox-achtig geluidsdecor ontstaat. Dat gebruikt hij als achtergrond bij een gedicht dat hij rapt.

Sommige fragmenten zijn geestig, zoals Ayrton Kirchner en Baaddi die overpeinzen hoe de (Marokkaanse) Mocro-maffia de Antilliaanse onderwereld van zijn criminele troon heeft gestoten. En Dichi Wit met haar verhandeling over de onmogelijke positie van een blanke Antilliaanse.

Sommige acts zijn lelijk en gaan echt veel te ver. Zoals die waarin Kirchner een speelgoed-mitrailleur leegschiet op het publiek: ‘Ratatatatatat! Ratatatatat!’ Na de terroristische aanslag van IS in de Parijse concertzaal de Bataclan in 2015 overschrijdt deze manier van een boodschap overbrengen de grenzen van goede smaak en effectiviteit. De suggestie alleen al het publiek dood te schieten is gruwelijk. En de vraag is ook wat je ermee wilt zeggen.

Zo mist regisseur Sambo de kans om het theater te gebruiken als een plek om verbinding te zoeken, de partijen met elkaar te verzoenen. Wat ontbreekt is een oplossing, een handreiking. Een clou waarin hij zoiets zegt als: laten we allemaal met elkaar trouwen, zwart of blank, baby’s maken en van Nederland een vreedzaam multicultureel voorbeeldland maken.

In plaats daarvan blijft Je suis… steken in boosheid en negativiteit, in wij/jullie-denken. Sambo komt er niet toe een brug te slaan, de Nederlanders die volgens deze voorstelling zijn tegenpartij vormen met een glimlach tegemoet te treden, een positieve hand te reiken. Dat is jammer.

Foto: Hemmo Bruinenberg