Sopraan Roswitha Bergmann besloot na muzikale projecten met Asko Schönberg Ensemble met Reinbert de Leeuw en het kamerorkest van het Concertgebouworkest, haar eigen muziektheater te gaan maken. Voor de eerste productie, Je sens un deuxième coeur, verzamelde Bergmann een uitstekend gezelschap.

Ze strikte Pierre Audi voor de regie, Esther Apituley is te horen op altviool, Eduard Regteren van Altena speelt cello en aan de vleugel zit Tomoko Mukayami. De muziek is van de Finse Kajia Saariaho die befaamd is om de combinatie van akoestische instrumenten en elektronica en naast kamermuziek ook een opera componeerde.

Je sens un deuxième coeur begint met verstild pianospel in de lage registers. Cello en altviool kleuren subtiel in op een manier die doet denken aan het begin van Gorecki’s derde symfonie. Bergmann zingt ogenschijnlijk gemakkelijk terwijl ze op de grote speelvloer heen en weer loopt. Haar stem is perfect in balans met het pianotrio. De zanglijnen zijn soms grillig, coloratuur ontbreekt. De teksten zijn niet te verstaan, maar dat is eerder regel dan uitzondering. Niet voor niets waarschuwde Hector Berlioz ooit zijn collegae om sopranen geen belangrijke woorden mee te geven.

Bergmann zingt liederen uit de cyclus Quatre Instants, gezet op gedichten van de net als Audi uit Libanon afkomstige Amin Malouf. De vertaling, geprojecteerd op de achterwand, is pover, ‘amant’ vertalen als ‘liefje’ is geen gelukkige keuze. De musici gebruiken het hele speelvlak. Prachtig is de scène waarin Mukayami over het toneel loopt, terwijl Bergmann achter de vleugel zit.

Bergmann noemt de voorstelling een muziekdrama over een verscheurde vrouw, heen en weer geslingerd tussen tegengestelde gevoelens. Dat is niet altijd helder. Zo is het in- en uitvouwen van een groot wit doek aan een lage tafel op het voortoneel niet goed te duiden. Dat is niet zo bezwaarlijk, omdat het gebodene aanvoelt als geabstraheerde muzikale poëzie. De ingetogen regie in een fraai, sober decor met prachtig, schaduwrijk licht van Audi’s vaste belichter Jean Kalman, is daarbij een goede keuze. Drama blijft veelal achterwege. Dat zit vooral in Bergmanns ingeleefde, maar tegelijk beheerste voordracht, waardoor de voorstelling wat afstandelijk blijft.