Als een cabaretier de liefde van zijn leven heeft ontmoet en dan ook nog een kind krijgt, is het oppassen geblazen. Niet zelden verandert zo’n cabaretier van een leeuw met scherpe tanden in een sympathiek lam en druipt het sentiment er vanaf. Henry van Loon gaat een eind in die richting, maar heeft die fatale grens niet overschreden.

Van Loon heeft niet alleen zijn ‘eeuwige vlam’ in Jelka van Houten gevonden en is vader van een baby – een situatie die we bijna een-op-een terugzien in de televisieserie Tropenjaren, waarin zij beiden schitteren – maar er loopt thuis ook nog een hond rond, die meteen een plekje heeft gekregen in de titel van zijn zesde programma. Dat is wel een troostprijs voor de hond, want de hoofdrol, die hem aan het begin van de corona-ellende was beloofd is nu ingenomen door de baby van anderhalf. Het decor (met circushoepels) is nog wel op Jannie toegesneden, en Van Loon zingt nog een liedje over het beestje, met een magere tekst, maar met een melodie waar The Eagles jaloers op zouden zijn.

Behalve vader van zijn eigen broedsel is Henry van Loon ook stiefvader geworden van een jongen en een meisje uit de vorige relatie van Jelka van Houten. Een gesprek in een café met de jongen, de oudste van de twee bonuskinderen, vormt een van de twee in stukken gesneden rode draden van de voorstelling. Dat gesprek is ontroerend ongemakkelijk en geeft de voorstelling de rust die nodig is naast de uitbundigheid (op z’n aardigst gezegd) van Van Loon, die sterk doet denken aan de ongecontroleerde vreugdesprongen van koeien die na de winterperiode in de stal weer de wei in mogen.

Het tweede ‘toneelstukje’ binnen de bonte amusementsavond (de première is tenslotte in DeLaMar en niet in De Kleine Komedie) is heel wat armoediger. We zien Henry en Jelka zo’n tweeduizend jaar geleden als onderdanen van het Romeinse Rijk met Davinus Roelvinkinus als geile Romeinse legerleider. Flauw en gezocht, om heel snel te vergeten. Heel wat sterker is Van Loons terugblik op zijn jeugd in een Brabants dorp. Nostalgie met veel humor.

Ofschoon het vermakelijkheidsniveau over de hele avond gemeten heel behoorlijk is, en jonge ouders ongetwijfeld veel malheur zullen herkennen, zit Van Loon niet helemaal lekker in de rol die hij zichzelf heeft opgedrongen in deze show. Aan de ene kant zet hij zich met snedige opmerkingen en met een geweldig openingslied af tegen het beeld dat een kind krijgen de toegang tot de hemel betekent, maar het lijkt soms alsof hij dat vooral doet om de avond wat smeuïger te maken. Voeg daarbij dat de tekst nog niet feilloos in het hoofd zit en je hebt een wat haperende, hobbelende voorstelling, die nog niet helemaal uitgekristalliseerd lijkt te zijn.

Foto: Bob Bronshoff