De voorstelling rockt en swingt, het is een hallucinerende trip door de sixties, Janis Joplin zingt de blues en krijst: zo gaat de performance van Beaudil Elzenga over haar Amerikaanse zangidool die in 1970, op zevenentwintigjarige leeftijd, aan een overdosis heroïne overleed. Maar Janis. We are ugly but we have the music is meer dan een liedjesprogramma met songs als ‘Mercedes Benz’, ‘Cry baby’ en ‘Me and Bobby McGee’Het is ook en vooral een theatrale zoektocht naar Elzenga zelf, gespiegeld in de lotgevallen van Janis Joplin.

Gerardjan Rijnders schreef de tekst op basis van de persoonlijke verhalen van Elzenga. Zijzelf trok van Middelburg naar Amsterdam en daarna naar Den Haag. Haar popidool vertrok vanuit Texas naar Californië. Zoals Amsterdam te groot is voor Elzenga, zo was New York City voor Joplin te groot.

Het sleutelwoord van Janis is ‘lelijkheid’ (‘we are ugly’). Op school werd ze daarmee uitgescholden, een predikaat dat haar haar hele leven is blijven achtervolgen. Alleen als ze zong, was ze niet lelijk: ‘But we have the music.’ Ook Elzenga had als schoolmeisje het idee lelijk te zijn, daarom wilde ze opvallen: ze kleedde zich achtereenvolgens gothic, punk, ordinair en tot slot normaal.

Elzenga komt uit een gebroken gezin: haar vader, die al snel het gezin verliet, was in zijn exuberante leefstijl zelf een adept van de sixties en haar moeder droeg rinkelende zilveren armbanden. Je ziet het voor je.

Af en toe, zeker aan het slot, zijn de bekentenissen van Elzenga pijnlijk en soms te particulier, maar eigenlijk hindert dat niet, als je er later over nadenkt. Het past in het geheel van muziek als verlossing. Elzenga staat frontaal naar de zaal gericht en haar monoloog is geformuleerd in de ‘jij-vorm’. Die jij die ze aanspreekt is Janis Joplin. Ze wil nader tot haar komen, haar leren kennen zoals ze zichzelf wil kennen.

De seks, de drank, de drugs, de muziek, het voldoen aan het vrouwelijke schoonheidsideaal, verslaving, Woodstock, haar laatste nacht in de hotelkamer toen ze haar fatale shot nam: het is een vitale, rauwe ode aan een tragische heldin, waarin alles in elkaar grijpt en oorzaak en gevolg nauwelijks van elkaar zijn te onderscheiden.

Drugs als zelfbevestiging, of juist andersom? Het is even boeiend als complex. Elzenga covert de songs geweldig en de muzikale begeleiding door Stijn Hoes en Rutger Martens (beiden zowel op elektrische gitaar als drums) roept de fameuze sfeer van die tijd op.

Welbewust vliegt de voorstelling af en toe uit de bocht, en dat maakt het alleen maar spannender. Vormgever Danny Cobbaut ontwierp een schuin plateau van tapijten. Dramaturg Alex Mallems, tevens artistiek verantwoordelijk voor Theaterproductiehuis Zeelandia, heeft er vermoedelijk voor gezorgd dat Zeeland en Californië, een Zeeuws meisje en een Amerikaanse blueszangeres elkaar ontmoeten.

Het slot is verstild: Janis Joplin is dood. Dan volgt de prachtige regel: ‘De jeugd is niet aan de jeugd besteed.’ Met een mooie overweging over de ouderdom en dat je pas als je ouder bent de jeugd begrijpt, eindigt dit muziektheater. En de jeugd? Die denkt het eeuwige leven te hebben maar stevent, zoals Janis Joplin, af op zelfdestructie.

Foto: Lex de Meester