Op het toneel staat Jane Eyre te bekvechten met Mr Rochester. Haar werkgever – Jane is de gouvernante van zijn adoptiedochter Adèle – wil met haar trouwen. Jane houdt van hem, maar is ook bang haar vrijheid te verliezen. Op zoek naar bijval richt Rochester zich tot ons, de toeschouwers in de zaal. Voor Jane doet dat de deur dicht: ‘Dat zijn míjn lezers! Dit is míjn verhaal!’ 

Het is een sleutelmoment in Jane Eyre, een theaterbewerking van de wereldberoemde roman van Charlotte Brontë uit 1847 door Eline Arbo, de Noors-Nederlandse regisseur die sinds vorig jaar associate artistic director is van ITA, naast Ivo van Hove. Arbo’s werk aan Jane Eyre begon in 2018, en de première was gepland voor maart 2020. Het coronavirus maakte dat die pas twee jaar later plaatsvond. Het stuk was afgelopen week twee keer te zien tijdens Brandhaarden, ITA’s internationale festival. 

Female Voices, de editie 2023 van Brandhaarden, presenteert zes voorstellingen gemaakt door vrouwen, die daarin ‘de westerse canon en stereotypering van vrouwen in het theater bevragen’, aldus het programma. ‘Ze doen dat aan de hand van stukken uit het klassieke repertoire, waarin vrouwelijke personages een leidende rol spelen.’ 

Theaterbewerkingen van films en boeken zijn al jaren enorm in de mode. ITA grossiert erin onder Van Hove. Ik heb daar al een tijd lang vragen bij. Hoe goed die voorstellingen misschien ook gemaakt zijn, wat is anno nu de meerwaarde eigenlijk van die podiumversies van Scènes uit een huwelijk, een film van Ingmar Bergman uit 1973, Dood in Venetië, een novelle van Thomas Mann uit 1913, Vallende man, een roman van Don DeLillo uit 2007, of Mijn lieve gunsteling naar de roman van Marieke Lucas Rijneveld uit 2020? 

Maken we ze niet vooral omdat het geheide succesnummers zijn? Omdat de grote zaal gegarandeerd vol zit als je een bestseller of box office kaskraker bewerkt voor het podium? En als dat de echte reden is, wordt het dan niet tijd om het roer te wenden en te gaan investeren in nieuwe teksten, geschreven in het Nederlands, speciaal voor het theater? 

Waarom beperkt Brandhaarden zich tot vrouwelijke theatermakers die zichzelf de beperking hebben opgelegd van ‘stukken uit het klassieke repertoire’? Ik had net in Rotterdam One Song gezien van Miet Warlop: een totaal eigen, totaal unieke creatie, gespeeld door een groep die grofweg half om half uit mannen en vrouwen bestaat. Er wordt zoveel theater gemaakt, er is zoveel moois te zien, waarin de ‘stereotypering van vrouwen’ geen enkele rol speelt, domweg omdat de makers en performers allang aan die remmende fase in onze beschaving zijn ontstegen. 

Maar wat Eline Arbo uithaalt met een boek is zó weergaloos gedaan… daar wil ik er wel tien van zien. 

Om te beginnen koos ze uitzonderlijk materiaal. Voor Charlotte Brontë’s vroeg-negentiende-eeuwse lezers moet Jane Eyre een openbaring zijn geweest. Trouwen, kinderen krijgen – de titelheldin wil het allemaal best overwegen, maar alleen als haar eigen vrijheid is veiliggesteld. Was die levenshouding haar tijd al ver vooruit, Brontë versterkte het effect nog door het boek in de ik-vorm te schrijven, als een van de allereerste auteurs ooit.

Vooral dat laatste maakt haar boek ‘totally amazing’, zoals Arbo zelf zei tijdens het nagesprek. Met die vertelvorm stoeit de regisseur op een speelse, virtuoze manier, die ik, voor wat dat waard is, nooit eerder heb gezien in een boekbewerking voor het podium. Vooral daarmee maakt Arbo overtuigend duidelijk wat deze theaterversie toevoegt aan dat uitzonderlijke boek. 

Dat begint al meteen als het doek opgaat. Jane Eyre trippelt naar voren en doet een warming-up met haar publiek – ‘mijn lezers’. Pas later in de voorstelling noemt ze ons zo, maar onze ongebruikelijke dubbele status is van meet af aan voelbaar, zet ons vanaf de eerste minuut op het randje van onze stoelen. Als een cheerleader tijdens een sportwedstrijd laat Eyre ons sissen en met onze voeten trappelen en ten slotte haar naam scanderen, de ene helft van de zaal ‘JANE!’ en de andere helft ‘EYRE!’. Braaf doen we wat ze vraagt, lacherig maar ook verbaasd: wat gebeurt hier? 

Het zijn hoogst originele vooruitwijzingen naar mijlpalen in Jane’s leven. Het sissen komt terug in het ‘SSSTTT!’ waarmee de über-vrome dominee St. John Rivers de onstuitbare spraakwaterval Jane Eyre voortdurend de mond snoert, omdat haar energieke woordenstroom zijn bijbelstudie verstoort. Het roepen van haar naam pre-echoot de hartekreet van de blind geworden Edward Rochester, waardoor zij aan het einde van de voorstelling alsnog wordt herenigd met haar grote liefde. 

Jane Eyre is een onvervalste negentiende-eeuwse literaire kerstboom, waarvan de takken doorbuigen onder de plotwendingen, nevenkarakters en duimendik gesmeerde symboliek – een labyrintisch landhuis waarin spoken lijken rond te waren, een dode kastanje die op een cruciaal moment in tweeën splijt, de ‘rode kamer’ waarin Jane als klein meisje doodsangsten uitstaat, nadat ze daar door haar wrede tante voor straf is opgesloten. Arbo is erin geslaagd hem terug te snoeien tot de hoofdlijnen, en ook nog recht te doen aan die rijkdom. 

De kostuums van de spelers zijn sterk versoberde, maar voor ons herkenbare versies van de negentiende-eeuwse mode. Het imposante landhuis van Rochester, en de weidse landerijen eromheen, verbeeldt Arbo door een simpel, bijna bordkartonnen decor door haar acteurs te laten rondduwen. Aan de ene kant zien we een monumentale entree met trap, aan de andere kant het stalen buizenframe dat het ding rechtop houdt, en tevens dienst doet als het interieur van het huis. Als Jane het huis voor het eerst betreedt en haar bewondering uitspreekt voor de sfeervolle verlichting, gaat heel even de kroonluchter aan in de nok van de Grote Zaal van ITA. 

Arbo stopte haar Jane Eyre vol met zulke elegante geintjes. Die ondersteunen de lichte toets waarmee zij Jane’s veelbewogen leven vertelt. Haar tante onderdrukt haar, net als het hoofd van de armeluisschool waar zij acht jaar doorbrengt, haar eerste hartsvriendin sterft op diezelfde school in haar armen aan tbc, Jane zelf komt bijna om van honger en kou als zij Rochester verlaat, op zoek naar haar vrijheid. 

Maar zij wordt nooit bitter, nooit blijvend depressief van al die tegenslagen en ontberingen. Arbo presenteert haar als een onweerstaanbaar energieke, eloquente en intelligente kwebbelkous, die ons volledig inpakt met haar continue reflecties op wat haar overkomt, en haar gevatte reacties op de doorzichtige trucs waarmee de twee mannen in haar leven, Rochester en Rivers, haar proberen in te palmen. 

Wat Jane Eyre zo knap maakt, is dat Arbo een brug weet te slaan tussen onze cultuur en die van 176 jaren geleden. Regelmatig heffen haar spelers een liedje aan met live muzikale begeleiding, in een coole, hedendaagse stijl die doet denken aan bijvoorbeeld Eefje de Visser. De woorden en gebaren die zij Jane laat spreken, komen uit dezelfde moderne cultuur. Arbo verbeeldt de ontluikende liefde tussen Eyre en Rochester door het duo in een koddige, contact dance-achtige act over de vloer te laten rollen. 

Maar zulke momenten van slapstick en muziek zingen de voorstelling nooit los van haar bijna twee eeuwen oude wortels. Door die draad intact te laten, hoe haardun hier en daar ook, weet Arbo het tijdloze over te brengen van de persoon Jane Eyre en haar levensverhaal, en beseffen wij hoe superactueel die zijn. En dan zet zij daar nog een turbo op: het virtuoze spel met ons als ‘lezers’ én toeschouwers, dat bijvoorbeeld de Britse Phoebe Waller-Bridge met even krachtig effect toepaste in haar tv-komedie Fleabag (2016-2019). 

Met die vondst stelt Arbo haar heldin in staat om misschien wel het grootste dilemma te verwoorden van de vrouw die haar eigen plek onder de zon wil bevechten: dat zij steeds zélf het initiatief moet nemen, zonder hulp van buiten, en daarmee steeds opnieuw pijnlijke momenten creëert, omdat zij anderen er onvermijdelijk aan herinnert hoe vast die nog zitten in eeuwenoude rolpatronen. Door ons als klankbord te gebruiken, kan Jane zich opladen om continu deze confrontaties aan te gaan. 

Dat doet zij vooral aan het einde, in een ellenlange, verpletterende monoloog. Die is zo verschrikkelijk goed, dat deze lezer-toeschouwer het volledig had geaccepteerd als Arbo daarmee was geëindigd, en de happy ending uit het boek, de hereniging van de geliefden maar dan eindelijk op Jane’s voorwaarden, had weggelaten. 

Heeft zij dat ooit overwogen, vroeg ik haar na afloop. Geen moment, was haar antwoord. ‘Het zou toch heel treurig zijn als vrouwen hun vrijheid alleen in hun eentje kunnen beleven. Samenleven met een ander betekent dat je compromissen moet sluiten. Ware vrijheid is dat je dat kunt, zonder jezelf te verloochenen.’ 

Dankzij die keuze is haar Jane Eyre een warme, genereuze, humane voorstelling geworden, die ver weg blijft van het venijn en de bitterheid van de hedendaagse culture wars. Voortdurend brengt hij ons hard aan het lachen. Hoogste tijd voor de emancipatie van de vrouw, roept Jane: ‘Het is wel 1847, mensen!’ Maar er zijn ook zat serieuze en ontroerende momenten. 

De spelers van het Nationaltheatret uit Oslo, met wie Arbo dit stuk maakte, bereiken de toppen van hun aanzienlijke kunnen. Kjersti Tveterås zet een onvergetelijke Jane Eyre neer, Thorbjørn Harr speelt Rochester meer als een springerige macho 2.0 dan als de broeierige gothic hero zoals we die kennen uit de negentiende eeuwse literatuur. Zang en muziekspel zijn eveneens wonderschoon, ofschoon geen van de vertolkers professioneel muzikant is. 

Mocht Eline Arbo ooit Ivo van Hove opvolgen als dé artistiek leider van ITA, dan gaan we nog heel wat beleven aan het Leidseplein in Amsterdam. 

Foto: Øyvind Eide

Credits

met Kjersti Tveterås, Thorbjørn Harr, Heidi Goldmann, Jan Gunnar Røise, Andreas Tønnesland, Helene Bergsholm, Hanne Skille Reitan regisseur Eline Arbo scenograaf Olav Myrtvedt kostuum ontwerper Alva Walderhaug Brosten componist en sounddesigner Thijs Van Vuure lichtontwerper Øyvind Wangensteen choreograaf Ida Wigdel masker Nina Koenig toneelschrijver Njål Helge Mjøs