In It’s going to get dark creëert theatermaker Samara Hersch een safe space voor dialoog, waaraan uiteindelijk iedereen mag deelnemen. Verder dan oppervlakkige vragen en een holle invulling van gezamenlijkheid komt het niet.

De afgelopen jaren zijn steeds meer theatermakers aan de slag gegaan met de vraag hoe je polarisatie doorbreekt, hoe je dialoog faciliteert en hoe je een gevoel van verbinding bewerkstelligt. De tijd vraagt erom: velen onder ons leven met het idee dat we getuige zijn van een samenleving die steeds verder fragmenteert, en waar solidariteit en empathie aan betekenis inboeten. De artistieke aandacht voor het onderwerp leverde prachtige werken op, zoals de reeks Building Conversation van Lotte van den Berg, Daan ’t Sas en Peter Aers, waarin steeds andere gespreksrituelen werden uitgevoerd door een groep deelnemers.

Dat het thema ook tot minder sterke resultaten kan leiden bewijst It’s going to get dark, de nieuwe voorstelling van de Australische theatermaker Samara Hersch, die vorige week op SPRING Festival in première ging. In de voorstelling zit het publiek in carré om een speelvlak heen waar in eerste instantie alleen een twaalfjarig meisje (Juliyah Heymach) aan een tafel zit. Dan wordt het donker en horen we in voice-over verschillende mensen van uiteenlopende leeftijden reflecteren op hoe hun eigen dertiende levensjaar eruitzag, wat een gevarieerd beeld oplevert; van een vrouw die eind jaren vijftig van Curaçao naar Nederland verhuisde tot een jonge man die zich herinnert dat hij heel erg gepest werd.

Vervolgens gaat het licht weer aan en nodigt Heymach twee vrouwen uit het publiek (Noraly Beyer en Lieve Fikkers) uit om met elkaar in gesprek te gaan. Ze krijgen van haar een stapel kaartjes met vragen, waarvan ze er willekeurig een uitkiezen. Opnieuw wordt het donker, terwijl Beyer en Fikkers elkaar de vraag stellen ‘Is er voor jou in je leven ooit eens iets plotseling verschenen?’

Zo gaat de voorstelling door: Heymach kiest steeds twee mensen uit (voor alle duidelijkheid: voorbereide acteurs, zowel amateurs als professionals, die in het publiek zijn geplant) om een gesprek te voeren, en ze doen dat in het donker. De duisternis lijkt daarbij vooral te dienen om de intimiteit tussen de aanwezigen te maximaliseren, en kwetsbaarheid mogelijk te maken. Dat levert soms interessante anekdotes op: Beyer vertelt bijvoorbeeld over hoe ze reageerde op de Decembermoorden, die plaatsvonden toen zij zelf als journalist in Suriname werkzaam was. Vaker blijft het echter bij alledaagse of clichématige overpeinzingen, zoals je kan verwachten als je een willekeurig persoon willekeurige vragen gaat stellen (andere voorbeelden zijn: ‘Wanneer stond de tijd voor jou stil?’ of ‘Ben je ergens echt bang voor?’).

Het feit dat de twaalfjarige Heymach steeds de leiding neemt legt de focus op het intergenerationele karakter van de bijeenkomst. De voorstelling lijkt een poging om drempels die intieme of moeilijke gesprekken in de weg kunnen staan te verwijderen. Dat had een interessante insteek kunnen zijn als de vragen niet zo algemeen waren gebleven; de vrijblijvende gesprekjes blijven echter compleet frictieloos, en daarmee ongevaarlijk en oninteressant. Hersch lijkt achterover te hebben geleund om de avond vooral aangenaam te maken, en gaat daarmee mogelijke conflictpunten zorgvuldig uit de weg.

De scenografie onderstreept die insteek nog eens. Gedurende de avond worden er langgerekte zitzakken en kronkelende kussens van onder de tribune getrokken, waarop een deel van het publiek uiteindelijk mag plaatsnemen om zelf bij de vraaggesprekken te worden betrokken. In eerste instantie levert dat nog een spannende tweedeling op, met een sociaal centrum en een zwijgende periferie, maar ook dat ongemak wordt meteen weer ongedaan gemaakt: de mensen die op de tribune achterblijven krijgen net zo goed chips, drank en kaartjes met vragen aangeboden. Zo ontstaat een op niets gebaseerde, tijdelijke gemeenschap: een plek waar we geforceerd gesprekjes afdraaien zonder dat er van daadwerkelijke verbinding sprake is.

In de publiciteitstekst op de website van SPRING wordt beloofd dat It’s going to get dark ‘moeilijke vragen’ worden gesteld ‘over verandering, onzekerheid en de naderende duisternis’. Dat klinkt als een performance die ik graag had willen zien, maar in het uiteindelijke werk zijn juist die moeilijke vragen volledig afwezig.

Foto: Gregory Lorenzutti