Troupe Courage is een groep rondreizende performers die overal op de wereld kunnen neerstrijken om hun kunst te vertonen, waarbij ze vaak het materiaal voor hun voorstellingen putten uit de plek waar ze optreden; Club Classique is daar een muzikale pendant van. Het mag dus geen verbazing wekken dat beide groepen elkaar gevonden hebben.

Een quod libet is een muzikale vorm waarbij op redelijk willekeurige wijze liedjes met kwinkslagen aan elkaar geregen worden tot een vermakelijk geheel. Bach, de componist die ook in deze voorstelling voorbijkomt, heeft misschien wel de bekendste ervan geschreven. Het verbindend thema in deze montage, geschreven door Maarten Bos en geregisseerd door Katrien van Beurden en Sacha Muller, wordt gevormd door twee historische vrouwfiguren, één uit de Italiaanse Renaissance die een rondreizend theatergezelschap oprichtte, en een andere uit het vroege negentiende-eeuwse China die een groot piratenleger commandeerde. Dit vormt de aanleiding tot een bundel verhalen en situaties waarin vrouwen centraal staan.

Het is (gelukkig) geen plichtmatige hagiografie geworden: de performers vertellen verhalen over trouw en moed, maar daarnaast komt in deze portrettengalerij ook een tirannieke grootmoeder voorbij, een multi-getalenteerde zuster, een ambitieuze dwingeland, en vrouwen die strijden tegen vooroordelen, geldgebrek of een fatale ziekte. En naar ze ons verzekeren: al deze verhalen zijn waar gebeurd. Het gaat in elk geval om verhalen die grondig verwerkt zijn en geen schrijnende wonden (meer) vormen.

De verhalen worden goeddeels individueel gebracht en afgewisseld met mime-scènes waarin het hele gezelschap optreedt. Sommige daarvan ontberen nog een heldere pointe, maar het ensemble opereert als een goed op elkaar ingespeeld geheel, waar ook het jeugdige lid onderdeel van vormt.

De speelstijl is geënt op het (panto)mimische spel dat eigen is aan de klassieke commedia dell’arte en de spelers gebruiken de daarbij behorende maskers (plus een clownsneus) ten volle. De formaliteit die aan een toneelvoorstelling kan kleven, wordt van meet af aan tegengegaan: de spelers maken direct contact met het binnenstromende publiek en zetten meteen een informele toon in die naadloos overgaat in een korte inleiding over de ontstaansgeschiedenis van de voorstelling.

Violist Myrthe Helder voorziet vervolgens elk onderdeel van deze voorstelling van een passende muzikale inbedding, virtuoos bij tijd en wijle (van wie was toch dat spannende stuk dat ze speelde ná het Bachfragment voor haar auditie voor het Koninklijk Conservatorium?), sfeervol, dramatisch, ironisch waar dat nodig was, kwistig maar doeltreffend gebruikmakend van haar loop-station, en met als hoogtepunt haar symfonische solo optreden.

De voorstelling dendert onderhoudend voorbij; hij raakt aan ter zake doende thema’s zonder die verder uit te diepen. Dat is de charme en tegelijkertijd ook de zwakte ervan: de portretten maken te weinig indruk om te beklijven en beperken zich veelal tot de anekdote, illustratief en vooral: amusant, zoals een quod libet betaamt. Maar hij maakt wel degelijk nieuwsgierig om meer te weten te komen over de uitzonderlijke historische figuren van Isabella en Madame Ching en dat is misschien wel de beste impact die een voorstelling kan hebben: vergeten, verwaarloosde of verdrongen verhalen opnieuw te laten circuleren.

Foto: Kamerich & Budwilowitz