Besta je wel als niemand je ziet? Sinds de negentiende-eeuwse sofa van Freud weten we dat een mens die zich onvoldoende gezien voelt een grote kans maakt om ongelukkig te worden. Meer dan honderd jaar later wordt het misschien tijd om te discussiëren over de definitie van ‘onvoldoende’. De liefde van een vader of moeder is een evident noodzakelijke voorwaarde, maar wat met de blik van verderafgelegen figuren als vrienden, kennissen, Facebookvrienden, volgers? Hoeveel volgers en hoeveel likes zijn ‘voldoende’ om dat in wezen erg natuurlijke verlangen naar aandacht te stillen? (meer…)
‘Wij gaan absoluut geen theater doen, jullie kunnen opgelucht ademhalen.’ Felix Schellekens komt, gewapend met flip-over, een waarschuwingscursus geven over de gevaren, bijwerkingen en gezondheidsrisico’s van theater. Er zal niks onverwachts gebeuren, hij en zijn stagiaire Henke Tuinstra dragen géén kostuums maar hun eigen kleding en de mensen in de zaal zijn géén publiek.
In drie kwartier doet het tweetal ons haarfijn uit de doeken dat theater geestdodend werkt, dat kinderhersenen kunnen smelten van theater en dat fantasie een gevaarlijk virus is dat voor je het weet is omgeslagen in een allesvernietigende epidemie.
Eva Gouda schreef een heerlijke tekst die in eenvoudige doch klare taal het theater met een flinke dosis ironie karakteriseert. De theatergeschiedenis wordt gereduceerd tot de Grieken, de Middeleeuwen en Shakespeare, ‘daarna kwam de twintigste eeuw en deed iedereen waar hij zin in had’. Dat resulteerde in: voorstellingen waarin men rondliep en woorden schreeuwde, een voorstelling waarin alleen maar werd gewacht en een voorstelling met louter honden. Verder leren we dat er op dit moment vier soorten theater bestaan: moeilijk (repertoire), makkelijk (musical), vaag (‘dat gebeurt van uw belastingcenten’) en theater over theater. En met name dat laatste moet je vermijden als de pest.
Tuinstra en Schellekens spelen hun niet-acteur zijn met verve. Schellekens dwingt Tuinstra met vingerknippen en hoofdbewegingen tot het opschrijven van zijn leuzen (‘de zalen zijn al bijna leeg, maar alle zalen moeten leeg’) en ontbrandt dampend in woede als zij besluit het geheel met zang of tekeningetjes luister bij te zetten. Tuinstra op haar beurt speelt met opgeplakte glimlach een schoorvoetende studente die halverwege besluit het heft in eigen hand te nemen. Ze mokt puberaal als haar zoveelste tegenwerping door Schellekens wordt bestraft en schakelt moeiteloos naar een ontwapenend register als ze aan het eind – gehuld in zeemeerminnenstaart – hem overhaalt ook zo’n staart aan te trekken. Het tweetal is soepel op elkaar ingespeeld en weet knap de juiste, spottende toon te raken.
Dit is geen theater is een oergeestige theatervoorstelling over theater, die menig kinderhart voor zich zal winnen.
Foto: Kamerich & Budwilowitz-EYES2