Een aantal jaar terug zag ik in een museum werk van Ben Pointeker. Hij maakt videokunst die bestaat uit bijna stilstaande beelden, ergens op de grens van film en fotografie. Ik stond een paar minuten te kijken naar zo’n praktisch stilstaand beeld, toen ergens in dat kader een zucht wind wat hoge grassprieten bewoog. Ik verloor bijna mijn evenwicht. Eenzelfde soort sensatie geeft Ion van de Griekse choreograaf Christos Papadopoulos.

De voorstelling, gemaakt met het door hem opgerichte dansgezelschap Leon & The Wolf, begint in het bijna-duister. Een lichtbalk op de grond werpt een spaarzame laag licht over het toneel waar een paar blote voeten doorheen rennen, daarna nog een en nog een. Op de achtergrond klinkt een dof rommelend geluid als van een kudde gnoes in de verte of juist van wind die door een microfoon heen blaast. En daaroverheen is er dat geluid van steeds meer trippelende blote voetenpaartjes die over het podium snellen. We hoeven de beweging niet eens te zien om hem waar te nemen.

Terwijl het licht vervolgens langzaam opkomt, strooien de dansers zand op de vloer, de blote voeten krijgen sokken en de beweging wordt verkleind en verkleind. Het grootste deel van de voorstelling is de voornaamste beweging van de tien dansers een minimaal schuifelen van de voeten. Wanneer je niet naar de voeten kijkt, lijken de dansers te zweven over het toneel. Een effect dat nog versterkt wordt door de bovenlichamen die in hun naaktheid lijken los te komen van de donkere broeken die ze dragen.

Wat volgt is een reeks zich traag ontvouwende patronen. Groepsgewijs bewegen de dansers zich naar achteren of opzij, eenlingen maken zich los, er vormen zich nieuwe groepjes die vervolgens weer ineenschuiven. Zonder elkaar ooit aan te raken, lijken de lichamen zich aan elkaar te hechten. Associaties met de dierenwereld komen direct op. Van zwermen spreeuwen tot scholen vis. Maar de soms robotachtige bewegingen van de bovenlichamen en de strak op de zaal gerichte blikken roepen ook associaties op met voorgeprogrammeerde machines. En uiteraard is er de titel van de voorstelling, zijn er de elektronen die binnen zo’n ion altijd in beweging zijn en elkaar nooit raken.

Al die associaties krijgen de ruimte door de tijd die Papadopoulos je gunt. Of eigenlijk oplegt. De muziek, of beter gezegd het geluidsdecor van Coti K is daarin een belangrijke factor. Vanuit dat doffe dreunen aan het begin ontwikkelt de muziek zich tot een reeks loops, met een monotoon ritme. Het doet soms wat denken aan Philip Glass’ muziek voor de documentaire Koyaanisqatsi. Op vergelijkbare wijze zuigt de muziek je door dat repetitieve tempo in een hypnotiserende tunnel.

Ion is een voorstelling waarin schijnbaar weinig gebeurt, maar door de duur en concentratie waarmee dat minimale wordt uitgevoerd, brengt de kleinste verandering in dynamiek een schokgolf teweeg. De bewegingen van de dansers over het toneel zijn nauwelijks waarneembaar, tot je plots opmerkt dat ze op een andere plaats zijn uitgekomen. Kleine momenten van synchroniciteit doen je bijna opspringen uit je stoel, een collectief omdraaien voelt als een aardschok. Papadopoulos’ minimalisme laat je voelen hoe het is als je zintuigen, even niet geplaagd door constante overprikkeling, zich volledig openen.