Wanneer wordt doen alsof we van iemand houden echt? Wanneer geloven we er niet langer in? Geen levensgebied zo vatbaar voor het spel van schijn en zijn als de liefde. Net daarom ligt ontrouw, het onechte zusje van de liefde, altijd op de loer. We bedrijven de liefde op leven en dood, alsof het echt was. Maar of dat uitdraait op een klucht of een drama blijft onzeker. Infidèles van tg Stan en De Roovers, naar een scenario van Ingmar Bergman, zet die lastige vragen op scherp

Infidèles zet je van het eerste ogenblik op het verkeerde been. Frank Vercruyssen doet zich voor als regisseur. In die rol hoort hij actrice Ruth Becquart wat plagerig, met een druppel venijn erbij, uit over het personage dat ze kan spelen. Hij geeft alvast wat suggesties over haar naam (Marianne Vogler), haar gezinssituatie (getrouwd met de beroemde dirigent Markus, moeder van Isabelle). Hij beschrijft ze zelfs: eerder mooi, ondanks een prominente neus en te lange tenen. Hij beschrijft daarmee Becquart precies zoals ze is.

Becquart weet zich eerst geen houding te geven, maar laat zich dan toch strikken in de netten die Vercruyssen uitwerpt. Voor ze het zelf goed beseft fantaseert ze niet alleen lukraak een personage bij elkaar op het gegeven stramien, ze ‘wordt’ dat personage ook. Ze bedenkt er bovendien een extra personage bij: David, een niet zo succesvolle filmregisseur, en de beste vriend van Markus.

Die beginscène speelt zich af op het voortoneel. Dat is van het hoofdtoneel afgescheiden door een rij elementaire lichtkappen met TL-buizen, ‘werklicht’, die neergelaten zijn tot vlak boven de vloer, en zo enkel als oriëntatielicht of, vooral, als grens functioneren. Voorbij die grens zal vanaf nu de fictie spelen. Voor die grens zullen de acteurs ons hun beweegredenen vertellen in apartés of terzijdes.

De aparté: dat is de toneelspeler die het publiek even apart neemt om de ware toedracht en vooral de moraal van het verhaal te verklappen. Die stijlfiguur is al lang afgeschreven, maar ze was razend populair in het melodrama dat zijn hoogdagen kende na de Franse Revolutie. Die verhalen stonden stijf van onwaarschijnlijke plotwendingen (genre: kleindochter die als wees kwade dagen kende ontmoet haar steenrijke grootvader net als ie zijn laatste adem uitblaast en leeft sindsdien gelukkig verder met de arme man waarvan ze houdt, en die plots van adel blijkt te zijn).

Bespottelijk? Zeker wel, maar voor een publiek dat in minder dan twintig jaar vier bloederige regimes had zien passeren, en wellicht zelf de gekste levenswendingen had meegemaakt was zo’n moraal een houvast in een bestaan dat eerder leek op een gruwelijke klucht. Ze snakten naar ondubbelzinnig goed en kwaad – zonder er per se in te geloven.

Les infidèles zet die stijlfiguur echter tegen zichzelf in: de spelers die ons vooraan in vertrouwen nemen, en van hun goede bedoelingen willen overtuigen, blijken – op één uitzondering na – zowel zichzelf als het publiek een rad voor de ogen te draaien. Soms blijken ze zelfs gepatenteerde leugenaars. Dat is al vanaf de eerste scène zo. Als Becquart begint over die David, spreekt ze al niet meer tot Vercruyssen, de regisseur, maar tot ons, kijkers, en dat doet ze meteen met een licht defensieve toon die je doet vermoeden dat er meer aan de hand is, dat het verhaal dat ze opdist over haarzelf gaat en mogelijk overspel zal vergoelijken. Als ze ons later toevertrouwt dat er echt niets aan de hand is met David, weet je wel zeker dat ze ons als getuige neemt van een verhaaltje dat ze zichzelf wijs maakt.  De aparté biedt hier dus geen moraal, maar is een zielige poging tot zelfrechtvaardiging. Ze spreekt, met ons, het publiek, als getuige, tot zichzelf.

In wat volgt worden al je vermoedens bevestigd. Vercruyssen keert hier weer als het personage David, terwijl Robby Cleiren Markus speelt. Jolente De Keersmaeker is, aanvankelijk toch, dochter Isabelle. De intrigge die volgt is een echte boulevardklucht: terwijl Markus op reis is, komt David zijn nood klagen bij Marianne, en van het één komt het ander. Ze belanden samen in bed, er ontstaat een relatie, en – hoe kan het anders – Markus betrapt hen. Hilarisch: Vercruyssen die snel-snel zijn broek aantrekt terwijl Marianne doet alsof ze niet weet wat die kerel doet in haar sponde. Komedie!

Dat is één rode draad. Maar er is een tweede. Heel vroeg in het stuk houdt Markus vooraan – in zijn aparté – een lezing over een werk van Johannes Brahms. Hij verklaart het als de expressie van de liefdessmart van Brahms. Die verlangde zijn leven lang naar Clara, de vrouw van Robert Schumann, zijn leermeester en beste vriend. Je slaat er aanvankelijk weinig acht op, maar dat verandert als Markus in hetzelfde parket belandt: hij in de rol van Schumann en David in de rol van een minder geremde Brahms.

Je gaat er zo van uit dat Markus hier het slachtoffer is. Pas op het einde van het stuk blijkt dat hij zelf een dwangmatige schuinsmarcheerder was. Maar eerder al  blijkt dat zijn belangstelling voor de driehoeksverhouding tussen Robert Schumann, Clara Schumann en Johannes Brahms een pervers trekje verbergt. Hij geniet van het spel dat zich – gegeven de kaarten waarover hij beschikt – kan ontwikkelen, en speelt die ook uit. Tot op het punt dat hij Marianne ertoe dwingt om met hem de liefde te bedrijven, met de voogdij over het kind als inzet. Hij begeert het begeren van zijn vroegere vriend. Drama!

‘De liefde’ komt niet mooi uit dit verhaal. Het is een ongemakkelijk mengsel van klucht en drama, van zelfinbeelding en spel om het spel – goddelijk pervers spel. En ook wel banale drift. Een ding is zeker: in de vele terzijdes volgen we haarscherp de drogredeneringen van de protagonisten, terwijl we op het achterplan hun kaduke handelwijzen zien. Subtieler kan je het niet tonen. Een oude theatertruc is hier de joker die de twijfelachtigheid van onze diepste roerselen toont als een spel. Dat is briljant.

Toch is er wel een moraal. Geen ondubbelzinnige of prekerige, want ze komt uit de kindermond. In de intrige wordt Isabelle, het kind van Markus en Marianne, de inzet van bittere strijd. Jolente De Keersmaeker geeft dat kind op een hartbrekende manier gestalte. Het kind leest haar wereld op een fantasierijke manier, en richt zich daarbij ook graag tot het publiek in – deze keer wel waarachtige – apartés. Zonder capsones of valse voorwendsels.

Tot ze stoot op de pijnlijke werkelijkheid dat die ouders echt niet meer bij elkaar horen. Maar ook dan blijft ze, op haar eigen manier, de scherpe observator. Ook in haar bijrollen, als advocaat en als ex-minnares van Markus, spreekt De Keersmaeker de waarheid uit. Alleen richt ze dan niet meer het woord tot het publiek, maar is ze de Nemesis van de plot.

Het stuk eindigt zoals het begon: Becquart ontwaakt uit haar droomspel, en belandt weer vooraan, tegenover Vercruyssen, die weer de regisseur is. De compliciteit tussen beiden is tastbaar. Hun spel leek als twee druppels water op wat ze misschien ooit beleefden. Maar het was spel. Hier toch. Toch?

Dit wonderlijke werk, waarin spel en werkelijkheid, liefde en bedrog, komedie en drama onontwarbaar door elkaar lopen is gebaseerd op de autobiografie Laterna Magica (1987) en op het gelijknamige scenario (1997) van de Zweedse cineast en theatermaker Ingmar Bergman. Bergman wist waarover hij praatte: zijn leven leest als een lange reeks complexe verhoudingen waarin zelden duidelijk was waar het spel begon en de ernst eindigde of omgekeerd. Infidèles capteert die wisselvallige staat van wat we liefde noemen perfect door theaterclichés terug leven in te blazen.

Ga kijken!

Foto: Stef Stessel