In het eeuwenoude, mondeling overgeleverde epos Takna’ Lawe’ (Lied van Lawe) komt een prachtige zin voor, deze: ‘Vele vijanden van de rand van de wereld komen de rivier op om ons te vernietigen.’ Het epos is afkomstig van de Kayan, een Dajak-stam op het Indonesische eiland Kalimantan (Borneo). Dat het epos verhaalt over ‘vijanden aan de rand van de wereld’ is een mooi detail: de Kayan beschouwen hun eiland als het middelpunt der aarde. Het eens zeer dicht beboste eiland wordt echter onder invloed van de westerse houthonger en aanleg van palmolieplantages in hoge snelheid ontbost, inmiddels is al vijftig procent van het oorspronkelijke oerwoud verdwenen. Deze voortdurende bedreiging inspireerde regisseur Miranda Lakerveld tot de opera Ine Aya’ die nu op het Holland Festival is te zien. De muziek is van de Indonesische componist Nursalim Yadi Anugerah. De ondertitel luidt Voice from a fading forest.

Het is voor de eerste keer dat teksten uit het epos in een westerse opera worden gezongen. Van cruciale betekenis is de levensboom, Kayo’ Aya’, die aan die oever van de rivier staat en bedreigd wordt. Hier leeft de Kayan-godin van de natuur Ine Aya’, die haar boom beschermt tegen vernietiging. Dit is slechts de ene verhaallijn. De andere is dat Lakerveld het Indonesische epos verbindt met het al even mythische verhaal van Wagners opera Der Ring des Nibelungen, ook over de aarde, over natuurkrachten, over een levensboom, godinnen uit de oertijd. Die verbinding leggen tussen verschillende culturen is een van de artistieke drijfveren van Lakerveld, die artistiek leider is van World Opera Lab. Zo ontmoeten we opeens de Germaanse oppergod Wotan in een volkomen Indonesische entourage, begeleid door prachtig-bedwelmende oosterse muziek van componist Yadi.

Het klinkt allemaal ingewikkeld en de vraag dringt zich op of die band met Wagner zo essentieel is, en noodzakelijk. Het is eigenlijk meer een papieren concept. Gaan we naar wat de uitvoering ons biedt, dan is Ine Aya‘ een heel secuur gecomponeerde en gezongen opera, begeleid door het ensemble Balaan Tumaan dat de muziek brengt met zowel traditionele Kayan-instrumenten als Noord-Europese instrumenten. Ook de zang wortelt in beide culturen, die van Kayan en Europees klassiek.

In het decor verbeelden twee cirkels, in veel kleuren en versieringen oplichtend, de boomstam, het innerlijk van de levensboom. De versieringen zijn de takken en de wortels. Opeens valt op dat aan de rand van de boomstam, in de schors dus, er jaartallen met teksten verschijnen, heel minimaal. Zo verschijnt er het jaartal 1971 waarin de eerste ‘logging companies’ op Kalimantan kwamen; daarna kwam Unilever met de ontdekking van palmolie voor de industrie. Vervolgens vond in 1997 de eerste bosbrand plaats. Zo nemen jaar na jaar de dreigingen toe. Opeens is wel weer mooi dat de god Wotan ten tonele verschijnt die woedend takken wegrukt.

Een schitterende dramatisch lijn is die van de aard- of boomgodin Ine Aya’ zelf, gezongen door sopraan Frisna Virginia. Zij verdedigt haar boom tegen het kwaad (bariton Rolfe Dauz), door hem op te sluiten tussen de takken hoog in de boom. In een visueel wondermooi beeld, van videokunstenaar Siavash Naghsbandi, zien we de takken zich verstrengelen met deze brute westerse indringer, die op symbolische wijze ‘het gif’ wordt genoemd. De sopraan van Virginia is de superieure vertellende én zingende stem van de opera. Hoe meer verwoestingen het kwaad verricht, des te zwarter wordt de boom. Ook de dans drukt dat gevaar uit, uitgevoerd door Art Srisayam.

De muziek is, zoals bijvoorbeeld de oosterse gamelanmuziek, verstild en melodieus, met tal van herhalingen en lange, doorgaande melodische lijnen die plots exploderen als de westerse dreigingen verklankt worden. De natuur neemt wraak en Ine Aya’ is haar wraakgodin, dat is de dramatische strekking. Aan het slot lijkt er iets van berusting te komen, als de beginteksten over het gele ochtendlicht, de rivier en de dauw terugkeren, maar feitelijk is dat schijn. Het kwaad is geschied, wij als toeschouwers zijn op poëtische wijze geconfronteerd met ontbossing en vernietiging. Bovendien hoort het cyclische denken bij de Indonesische cultuur. Op mij heeft deze opera diepe indruk gemaakt, juist door de sereniteit die in klank, beeld en tekst een ingetogen maar niet minder beklemmend beeld schetst van het bedreigde regenwoud, waarmee de Kayan zich al eeuwen verbonden voelen. Inderdaad, het verdwijnende woud heeft een stem gekregen.

Foto: Rendy Mahardhika