Zestig jaar geleden begonnen een boerenbroer en -zus Jim en Estelle Steward in het ghetto van Memphis (Tennessee, USA) een platenlabel dat legendarisch zou worden. Stax-platen maakten Otis Redding, Sam & Dave, Booker T. Jones, Rufus Thomas, Isaac Hayes en anderen wereldsterren. Die status contrasteerde nogal met de dagelijkse vernederingen van de Amerikaanse rassenwetten. I’m a soulman vertelt het verhaal, met veel muziek. Steffen Morrison draagt de show, als zanger van een sterke band.

Otis Redding was de chauffeur van een zanger die niet goed bij stem was toen hij bij Stax kwam opnemen. Redding nam het laatste deel van de sessie van hem over en a star was born. Dit verhaal zit niet in de voorstelling, wel veel muziek van Otis die dood is. Helaas al lang.

I’m a soulman begint als een concert. Sweet soul music, Knock on wood en Hard to handle zetten de toon. Dan begint actrice en zangeres Joy Wielkens het verhaal van de platenmaatschappij die zo bescheiden en krakkemikkig begon, maar die de geschiedenis van de popmuziek zou veranderen. Estelle Axton-Steward zong in het kerkkoor, werkte bij een bank en had zakelijk inzicht.

Ook haar broer Jim Steward combineerde een baan bij de bank met liefde voor muziek. Hij speelde gitaar en was violist in een countrybandje. Ze leenden geld en kochten een oude bioscoop in de zwarte wijk. Daar zou het allemaal gebeuren.

Het andere verhaal van de voorstelling wordt al snel belangrijker: Amerika is in de jaren vijftig een land van rassenscheiding en apartheidswetten. Het is niet lang geleden dat zwarte mensen wettelijk als inferieur beschouwd werden. De muziek gaf ruimte voor een andere samenleving. En het mag dan officieel inmiddels beter geregeld zijn, we weten dat er nog volop racisme leeft in the land of the brave and the home of the free. 

De band speelt lekker door, met Green onions, Walking the dog, Hold on, I’m coming en In the midnight hour. Nee, de muziek is het probleem niet. De bewust multiculturele band, met toetsenist Wiboud Burkens, René van Barneveld op gitaar, bassist Manuel Hugas, drummer Cyril Directie en de blazers Michael Varekamp (trompet) en Yoran Aarssen (saxofoon), is swingend en stijlvast bezig. VJ Job Geheniau zorgt voor sfeervolle beelden.

Muzikale creativiteit is er volop in het gezelschap, maar die blijft ondergeschikt aan het eerbetoon aan de oude soul. Om die te laten leven heb je je natuurlijk een sterke zanger nodig, en dat is Steffen Morrison. Hij is lang niet altijd te verstaan, zijn geluid leek me niet altijd optimaal, maar de energie komt over. Joy Wielkens neemt ook wat nummers voor haar rekening, waaronder The dock of the bay. Haar opgewonden middenstuk botst met de sfeer van ongeveer het meest relaxte liedje aller tijden, maar dat valt mogelijk te verdedigen door verontwaardiging over de veel te vroege dood van Otis Redding. Zijn carrière duurde vijf jaar en eindigde in een neergestort vliegtuig. Zijn grootste hit kwam in 1968 postuum uit.

Eva Mathijssen schreef het script en regisseerde. Ze moet veel ballen in de lucht houden: een historisch verhaal vertellen over zaken en muziek, een beeld schetsen van het Amerikaanse racisme halverwege de vorige eeuw en een dampend feest maken met muziek die daar erg toe uitnodigt. Verontwaardiging en feest zijn heel verschillende doelen en het lukt niet om die tegelijk te realiseren. Vertelster Joy Wielkens schiet in haar tweede blokje verhaal enorm in de lach over iets dat de zaal te weinig meekrijgt. Hilariteit op het podium en een zaal die daarin onvoldoende is meegenomen, dat is killing. Op zich relevante zaken als het gedicht I am somebody van William Holmes Borders komen door te weinig voorbereiding minder aan, net zoals de slecht verstaanbare galmende preek van Morrison.

Muzikaal zakt de show na de pauze wat in, niet door slechte liedjes, maar doordat de opbouw te wensen overlaat. Na de première zal het vast beter gaan lopen. Voor de finale vraagt Morrison de zaal om te gaan staan. Die doet dat braaf, als dank voor de energie die hij in de voorstelling heeft gepompt, maar het was mooier geweest als dat vanzelf was gegaan.

Foto: Eric van Nieuwland