Eigenlijk is de Trovatore van Verdi een idiote opera: zo ongeloofwaardig als wat en qua handeling en dramatiek zwaar over de top. Tenor A is verliefd op sopraan B en bariton C is stikjaloers, wat uiteindelijk leidt tot een bloedige moordpartij waarbij de sopraan zichzelf vergiftigd uit liefde voor tenor A. En dan is er ook nog een heks die uiteindelijk de moeder blijkt te zijn van de twee wraakzuchtige heren en die er haar eigen, geheel onwaarschijnlijke verhaal op nahoudt.

Als je zoveel bizar drama een min of meer geloofwaardige plek weet te geven ben je als regisseur uit bijzonder hout gesneden. Dat is precies wat Àlex Ollé deed. De man van het Spaanse theatergezelschap La Fura Dels Baus was vorig jaar ook te gast bij De Nationale Opera. Toen verplaatste hij de handeling van Gounods Faust naar een high tech bio-lab compleet met rood doorschijnende kweekbakken met levende mensen. Nu zijn in Il Trovatore de transparante kweekbakken ondoorzichtige zuilen of rechthoekige tombes geworden die drie uur lang op en neer bewegen en de gehele enscenering een enorme zwaarte geven. Het is een spectaculair toneelbeeld dat is gebaseerd op het bekende Holocaust-monument van Eisenmann in Berlijn.

Door de enscenering naar de Eerste Wereldoorlog te verplaatsen, compleet met loopgraven en gasmaskers, wint Il Trovatore aan kracht en geloofwaardigheid, want in een oorlog is alles mogelijk. Zelfs de meest bizarre en zinloze slachtpartijen. Die zwevende tombes lijken soms wel een eigen leven te leiden. Zeker als ze de vorm aannemen van gewelddadige kaken met kiezen die alles vermalen. Het is alsof de surrealistische romantiek van Delacroix en de Duitse zwaarmoed van Anselm Kiefer elkaar ontmoeten.

Toch kent deze Trovatore behoorlijk wat zwakke plekken en dat heeft voornamelijk te maken met de solistencast. De hoofdrollen van Luna, Manrico en Leonora bleken vocaal behoorlijk zwak bezet. Eigenlijk was er niet één stem die loskwam van de noten. De stemmen van bariton Simone Piazzola en tenor Francesco Meli waren nogal kleurloos. Ze overschreeuwden zichzelf herhaaldelijk. Sopraan Carmen Giannattasio zette ook nog eens een bloedeloze en vocaal weinig interessante Leonora neer. De enige die de middelmaat ontsteeg was Violeta Urmana als moeder en heks. Haar aria ‘Stride la Vampa’ ging door merg en been.

Deze casting-problemen werden echter ruimschoots gecompenseerd door het sublieme aandeel van koor en orkest. Het koor, dat in de Trovatore een groot aandeel heeft, liet weer eens horen hoeveel kwaliteit het in huis heeft en in de bak verrichtte de Italiaan Maurizio Benini grootse prestaties. Benini was dankzij een giga spiegel op het podium, anders dan we gewend zijn in de opera, de gehele voorstelling al dirigerend zichtbaar aanwezig. Hij liet geen noot in Verdi’s partituur onberoerd en drukte op elke maat een persoonlijk stempel. Met zijn eigenzinnige aanpak van de tempi (soms bijna tergend traag) bouwde hij onder meer in het beroemde Zigeunerkoor de ene spanningsboog na de andere op. Adembenemend! Bij sommige dirigenten klinkt Verdi als veredelde draaiorgelmuziek, maar Benini beheerst de kunst om Verdi’s muziek echt tot bloei te laten komen.

Foto: Ruth Walz