Ruim dertig jaar na de legendarische enscenering van Dario Fo presenteert De Nationale Opera een nieuwe enscenering van Rossini’s Il barbiere di Siviglia die alles in zich heeft om eenzelfde status te verwerven. Terecht werden niet alleen de uitmuntende solisten en het zeer temperamentvol spelend Nederlands Kamerorkest op staande ovaties getrakteerd, maar ook kostuum- en decorontwerper Julian Crouch én regisseur Lotte de Beer.

Eerder dit jaar was De Beer nog het middelpunt van een opera-rel. Zij vroeg zich af wat we moeten met de seksistische en racistische elementen in geliefde opera’s als Mozarts Die Zauberflöte en organiseerde daarover een debatavond in De Balie onder de noemer ‘Hoge kunst, lage woorden’ en liet jonge makers enkele scènes herschrijven. Dat kwam haar op een storm van kritiek vanuit het conservatie smaldeel te staan en ingezonden brieven in Het Parool en Trouw. Storm in een glas water, want De Beer wilde de canon niet zozeer aanvallen, maar het automatisme bevragen.

Wie hierdoor een radicale enscenering van Il barbiere di Siviglia verwachtte, zal met verwondering naar de première hebben gekeken. Alle verkleedpartijen zijn aanwezig, er wordt flink door ramen naar binnen geklommen, ladders verdwijnen en elk personage is onmiddellijk aan zijn of haar kostuum herkenbaar. Zelfs een pen die net geslepen is, is inderdaad een ganzenveer. In de kern verschilt de werkwijze van De Beer niet wezenlijk van die van Fo. Hij schreef in 1987: ‘De uitgangssituatie van Il barbiere is komisch. Het is dus niet nodig de personages tot karikaturen te maken, het is voldoende als het stuk zich zo afpeelt als het is het geschreven, waarbij gelet moet worden op ritme en vondsten.’ Net als Fo voegt De Beer samen met Crouch vondsten toe, maar niet om datgene te benadrukken wat al duidelijk is, ‘hooguit bij wijze van tegenstelling’.

Zo’n tegenstelling zien we meteen in het begin, tijdens de ouverture. Alleen in het duister staat Rosina als kind midden op het podium in haar roze petticoat. Dokter Bartolo (sterk gezongen en scherp geniepig gespeeld door Mischa Kiria) probeert haar naar zich toe te lokken met een presentje, maar eet dat zelf op. Rosina wordt gespiegeld in het kind Marie Antoinette, dat niet een schaap maar een hele rij schapen heeft om mee te spelen. En niet een taartje, maar twee enorme en wel twintig dansende cupcakes: ‘Let them eat cake!’ Aan het eind van de ouverture duikt een enorm en zeer realistisch herenhuis op, met een strik eromheen. Hier mag Rosina wonen, maar de prijs die ze daarvoor moet betalen, blijkt hoog. De teddybeer die zij wel krijgt, onthoofdt zij al in het eerste bedrijf.

De plot van Il Barbiere di Siviglia is eenvoudig: de schone Rosina wordt streng bewaakt door haar voogd Bartolo, die van plan is met haar te trouwen. De jonge graaf Almaviva is echter verliefd op Rosina en roept de hulp van kapper Figaro in om haar te bevrijden. Door zich te verkleden weten ze het huis van de dokter binnen te dringen, maar als ze via het balkon willen ontsnappen, blijkt de ladder verdwenen. De notaris die gehaald is om Rosina met Bartolo te trouwen, huwt na de nodige complicaties maar snel Rosina en Almaviva, en wanneer Bartolo met soldaten binnenstormt om de graaf te arresteren, is het al te laat; met tegenzin accepteert hij de situatie en wenst de pasgehuwden liefde en eeuwige trouw.

De hele opera speelt zich af vlak voor de Franse revolutie en alles in deze enscenering laat precies dat zien. Er is een fraaie toevoeging van een heuse luchtballon van waaruit Almaviva (een prachtrol van René Barbera) zijn liefdesverklaring zingt en het krioelt van arme kinderen en volwassenen die gedurende de hele opera op zoek zijn naar werk en eten. Deze figuranten staan letterlijk aan de zijlijn in de klucht van Rossini, maar tonen precies de politiek gevoelige onderlaag uit de blijspelen van Pierre-Augustin Caron de Beaumarchais die Rossini om problemen te voorkomen uit zijn opera hield. Terwijl de klucht voor de gegoede burgerij en adel zich precies volgens het libretto ontvouwt, vertegenwoordigen zij de realiteit. Als Bartolo en even later ook Figaro met geld strooit, duikt de kleurloze massa daar als hongerige honden op.

Onder de oppervlakkigheid van de klucht broeit iets, zoveel wordt steeds duidelijker. Het resulteert in een intelligente slotscène van de eerste akte, waarin het contrast tussen klucht en realiteit fors uitvergroot wordt door een dolkomisch paard én militairen die het hele huis van Bartolo leeg plunderen, waarna het doek valt als de paardenkont uit het zolderraam schijt.

Ook in de tweede akte gaat alles precies volgens het libretto en wordt in sneltreinvaart toegewerkt naar de finale. Barbera krijgt hier moeiteloos alle lachers mee als hij verkleed als zangleraar Bartolo een lesje dirigeren geeft. Na het prachtig gezongen kwintet, dat eveneens een komisch hoogtepunt is, volgt de enige aria van werkster Berta, hartverscheurend mooi gezongen door Julietta Aleksanyan, met als contrast dat zij de onderbroeken van haar baas wast. Meteen volgt het gruwelijkste moment van deze enscenering: als Rosina instemt met het huwelijk met haar voogd omdat zij denkt bedrogen te zijn, sleurt deze haar tijdens de onweersmuziek bruut naar binnen en vergrijpt zich aan haar.

Het eind goed, al goed geven De Beer en Crouch een kwartier later fenomenaal vorm. Het huis van Bartolo dat in de ouverture als cadeautje werd gepresenteerd en zich als een enorme poppenkast opende, is weer gesloten en draait, zodat we de keerzijde zien die niet zozeer in verval is geraakt, maar de achterkant van de façade blootlegt. Net zoals de opera in een bijna carnavaleske processie begon – Rossini schreef Il barbiere di Siviglia in minder dan twee weken voor het carnavalsseizoen – besluit deze enscenering ook daarmee. Maar naast een façade blijkt het huis een gevangenis als de Bastille waarvan het dak vlam vat. Nu geen dansende cupcakes, maar een macabere optocht van demonen, mannen zonder hoofd en het skelet van Marie Antoinette. We zien Delacroix’ La Liberté guidant le peuple en vooruitwijzend naar hoe het Rosina verder vergaat, staat zij net als het kind aan het begin van de opera alleen, midden op het podium. Links de eveneens eenzame graaf, rechts het Franse volk.

Met deze op alle fronten geslaagde enscenering is Lotte de Beer al haar criticasters een stap voor. Zowel de personenregie als die van de ensembles is tot in de kleinste details perfect uitgewerkt. Daarbij is dit is een Barbier vol bravoure. Dirigent Maurizio Benini stookt daarbij het vuur nog eens verder op, met glansrollen voor naast de al genoemden een ijzersterk zingende Davide Luciano (Figaro), Marko Mimica die Basilio welhaast te sterk over het voetlicht weet te brengen en bovenal Nino Machaidze die zowel vocaal als in haar acteerprestaties alle mannen naar de kroon stijgt.