In Ik vier het klein vertelt Malou Holshuijsen een tragikomische monoloog over leugens en familiebanden. Hoofdpersoon Emma verzint dat ze MS heeft om haar hondenuitlaatservice te laten floreren. Wanneer haar leugen uit de hand loopt, stapelen de gevolgen zich op.

Via audio spreekt een mannenstem, tweelingbroer Hidde, zijn zus toe. Emma (Malou Holshuijsen), alleen op het podium, neemt het van hem over en schakelt tussen personages en tijdslijnen. Er volgt een lawine aan informatie: de jonge vrouw is op het tweejarig huwelijksfeest van haar moeder en stiefvader Herman en introduceert meteen haar hele samengestelde familie. Op papier een werkbare opening, maar op de bühne voelt het overweldigend en rommelig. Te veel personages, te veel context, te weinig adempauzes.

De vorm van de voorstelling is weinig sprankelend. Het verhaal wordt verteld als een monoloog, tot vermoeiens toe onderbroken door een eindeloze reeks WhatsApp-berichten en telefoontjes die via de speakers als een soort voice-over weerklinken. Wat in eerste instantie een dynamisch element lijkt, wordt al snel een ergernis. Elke keer opnieuw de beltoon en Emma die opneemt – het wordt eentonig en voelt als een zwakke truc om het ritme te breken.

Holshuijsens stem leent zich uitstekend voor een luisterboek, evenals de stemmen van de andere personages (Pepijn Schoneveld, Peter Heerschop, Angela Groothuizen en Ricky Koole), maar op het toneel werken haar adempauzes en berekenende stiltes minder goed. Het duurt lang om echt in het verhaal te komen.

Wanneer dat eindelijk gebeurt, blijkt dat de voorstelling zich toespitst op twee verhaallijnen: Emma’s traumatische ervaring met haar tweelingbroer Hidde, die bijna ten onder ging aan een drugsverslaving, en haar eigen leugen. Die leugen is niet gering: Emma heeft haar omgeving wijsgemaakt dat ze MS heeft, puur omdat het haar hondenuitlaatservice met vriendin Raf ten goede kwam. Het leverde meer klanten op, want wie steunt er nu niet graag een ‘zieke’ ondernemer?

Maar wanneer Emma een relatie krijgt met een hondenbaasje, komt haar leugen steeds verder in de knel, vooral als haar schoonvader een inzamelingsactie opzet voor een dure behandeling in Mexico via het Nationale MS Fonds. Wat begint als een slimme overlevingsstrategie, mondt uit in een onontwarbare knoop.

Een terugkerend probleem is de ironische afstand die de voorstelling opwerpt. De personages lijken zichzelf bewust te zijn van hun yuppendom, spotten met hun havermelkconsumptie en natuurwijnfetisj, maar blijven ondertussen exact diezelfde rol vervullen. De ironie verandert niets aan hun gedrag. Het is zelfbewust, maar nergens kritisch genoeg om echt te wringen.

De voorstelling flirt met rauwe elementen over de onhandigheid en lelijkheid van het leven, maar die momenten zijn niet heel overtuigend. Een lange pisscène – op een verhoogd houten decorblok dat als toilet aandoet – probeert menselijk en ongepolijst aan te voelen, maar komt vooral over als een geforceerde poging om te choqueren. Ook de fysieke regie (Janneke Remmers en Ricky Koole) voelt te gechoreografeerd: Holshuijsens bewegingen zijn tot op de millimeter ingestudeerd, van hoe ze haar stoel draait tot hoe ze naar de vloer kijkt. Wat spontaan zou moeten ogen, voelt berekend.

Toch zijn er ook geslaagde momenten. Sommige taalgrappen werken goed, zoals de ex-vriendjes die door Emma en Raf bijnamen krijgen als Hermangaatteverman en Inprincipepeter. Ook de anekdote over Emma’s bijbaan op vijftienjarige leeftijd – waarbij ze zeven gratis slipjes per week droeg en opstuurde naar een viezerik voor honderd euro – snijdt op een ongemakkelijke manier hout.

Het grote manco van de voorstelling is dat ze van hot naar her springt. De vraag die blijft hangen: wat is de kernboodschap? Dat liegen niet loont? En ook: waarom moest dit stuk worden gemaakt? Holshuijsen kan zeer vermakelijk vertellen en podcasts maken, maar als actrice mist ze overtuigingskracht.

Foto: Annemieke van der Togt