Vermoedelijk de enige voorstelling tijdens Theater Na de Dam die voor iedereen toegankelijk is, wat je ook hebt en welke hulpmiddelen je ook nodig hebt – zo werd Ik ben wie ik ben? met enige trots aangekondigd aan het publiek. Inderdaad: bent u blind of slechtziend? Dat is in deze voorstelling, dankzij de audiodescriptie, geen probleem. Doof? Daarvoor is er boventiteling en een gebarentolk, die overigens ook een van de acteurs is. U zit in een rolstoel? Rijdt u maar naar binnen.

Ik ben wie ik ben? is een productie van Theater 5D, een die zich ervoor inzet om mensen met een handicap te betrekken bij de professionele podiumkunstensector, als publiek of als maker. Al acht jaar maken ze voorstellingen met acteurs met en zonder (zichtbare) handicap, die toeren langs festivals als Oerol en De Parade. Chris Keulemans schreef in april 2017 een uitgebreide reportage over hun werk in Theatermaker. Terwijl het tot nu toe niet is gelukt om door te dringen tot de reguliere theaterprogrammering – kom op, wanneer breken we die schotten tussen ‘gewoon theater en ‘gehandicaptentheater’ nu echt af? – staat hun nieuwste voorstelling dit jaar wel geprogrammeerd op Theater Na de Dam, en kwam er voor het eerst een recensent langs.

De voorstelling gaat over wat het is om te leven met een handicap. Of beter: over of iemand met een handicap op de eerste plaats een gehandicapte is, of gewoon een mens die toevallig wat heeft en ‘een beetje langzamer fietst’, zoals het personage Willem het uitdrukt. Het verhaal is als volgt: Marc (Vincent Bendervoet, slechtziend) is gevraagd om namens ‘de gehandicapten’ te spreken op 4 mei in de Ridderzaal voor een gezelschap van belangrijke dames en heren. Willem (Eric Heijmans, spastisch) vindt al dat zware gedoe over wat de nazi’s ‘ons’ hebben aangedaan en al dat slachtofferschap maar overdreven. Hij is gewoon wie hij is, toch? En trouwens, wie is ‘ons’? Horen Marc en hij bij elkaar omdat Marc slechtziend is en hij anders beweegt dan de meeste mensen? Dan mengt ook de gebarentolk Ewout (Christopher van der Werff, en ja die heeft ook wel wat, maar niet zichtbaar) zich in de discussie, onderwijl zichzelf en meestal ook de andere twee spelers vertalend in gebaren.

Het einde van het liedje is dat Willem de speech wel zal doen. Niet dat hij iets te zeggen heeft namens ‘de gehandicapten’, en bovendien komt hij moeilijk uit zijn woorden. Maar als het er toch alleen maar om gaat dat er een ‘knuffelgehandicapte’ voor al die hoogwaardigheidsbekleders komt opdraven, dan doet dat er ook niet toe. Dat leek dus maar zo. Als hij vervolgens opbelt om zich aan te melden, wordt hem door de keurige Haagse dame van de organisatie meegedeeld dat het ‘misschien toch niet zo verstandig is’ als hij daar gaat staan. Hij is wel erg moeilijk verstaanbaar. En ‘dat willen we nu toch ook weer niet’.

Daarmee gaat de voorstelling over de schotten die er nog altijd staan tussen de werelden van mensen met en zonder handicap. Dat is enerzijds belangrijke thematiek, zeker in het kader van Theater Na de Dam. Anderzijds is het natuurlijk tamelijk voorspelbaar en kan een voorstelling over dit thema en gespeeld door acteurs met een handicap gemakkelijk in het afgeschermde hokje van het ‘gehandicaptentheater’ (dus niet voor niet-gehandicapten) worden weggestopt. Dat de man met spasme hier ook een man met spasme speelt, en de slechtziende een slechtziend personage, haalt de boodschap van het stuk dat mensen hun identiteit niet hoeven te laten bepalen door hun handicap, gedeeltelijk onderuit. Uiteindelijk is de emancipatie van acteurs met een handicap natuurlijk pas echt voltooid als het theater dat zij maken niet meer over die handicap hoeft te gaan.

Boeiend wordt het vooral als de voorstelling afdwaalt van de voor de hand liggende thematiek van inclusiviteit en uitstijgt boven het niveau van de goede bedoelingen. Zoals wanneer de acteurs als zoemende bijen met een imkerhoed over het toneel dwarrelen op zoek naar een nieuwe identiteit voor Marc. Speciale vermelding daarbij verdient Christopher van der Werff, die in een aantal hilarische scènes speelt met de mogelijkheden van de gebarentaal. Eerst sart hij Marc door in plaats van te antwoorden op zijn vragen, ze alleen maar te herhalen in gebaren. Dan besluit hij in een intermezzo de schutterig bewegende Willem de beginselen van de gebarentaal bij te brengen. Maar bovenal heeft hij de taal en de muziek zo in zijn lijf zitten, dat zijn gebaren ook voor wie wel hoort een bijzonder expressieve dimensie toevoegen.

Foto: René den Engelsman