Ze noemden hem vroeger altijd Henkie-net-niet. Henk Poort zegt het met onverholen zelfspot, in zijn solovoorstelling Ik ben mijn lied. Hij maakte net niet de meubelmakersopleiding af en werd net geen Nederlands kampioen judo. Maar een groot opera- en musicalster werd Poort wel degelijk. Nu staat hij, voor het eerst van zijn leven, als zichzelf op het podium, om te vertellen over zijn leven. Het is duidelijk een stap buiten zijn comfortzone, maar wel een heel geslaagde.

Het toneelbeeld is even simpel als doeltreffend. Rechts een kapstok met daaraan de hoedjes en jassen die horen bij een aantal beroemde rollen die Henk Poort vertolkte – het spook uit The Phantom of the Opera, Tevye in Anatevka. In het midden een laag kastje met daarin wat elpees en bovenop een platenspeler. Links de pianist, Ed Boekee, die niet alleen voor een solide begeleiding zorgt, maar ook de rol van aangever vervult.

De avond heeft een sterk Amsterdams, en zelfs meer specifiek Jordanees, karakter. Poort groeide op in de Jordaan en vertelt met smaak over die tijd. Tevens komen liedjes als ‘Geef mij maar Amsterdam’ en ‘Bij ons in de Jordaan’ langs, die door het publiek van deze avond gretig werden meegezongen. Omdat Poort zelf een geboren Jordanees is, komt dit soort materiaal authentiek over. Overtuigend is ook de imitatie van zijn vaste kapper Bert. Die komt een aantal keer tijdens de voorstelling terug om commentaar te leveren op Poorts levensverhaal.

Hier smokkelt Poort natuurlijk wel een beetje. Hij heeft beloofd als zichzelf op het podium te staan en nu zet hij toch weer een masker op. Dat benoemt hij ook expliciet en het blijkt uiteindelijk een van de kernboodschappen van de avond te zijn: Poorts leven, dat zijn tot op grote hoogte de rollen die hij speelde. Het getuigt dan ook slechts van dramaturgische consistentie dat hij zijn persoonlijke levensverhaal grotendeels vertelt via bestaand musicalrepertoire, want, inderdaad, zoals de titel van de voorstelling al zegt: Poort is zijn lied.

Soms dreigt Ik ben mijn lied wel iets teveel door te schieten in het belegene. Poort doorspekt zijn verhalen met flauwe moppen en ietwat voorspelbare een-tweetjes met zijn pianist. Typisch Amsterdamse gein, zou je kunnen zeggen, maar het voelt toch ook wat gemakzuchtig. Hetzelfde geldt voor de sentimentele neigingen die de voorstelling vertoont. Wanneer Poort zijn dank uitspreekt aan de mensen die op de cruciale momenten in hem geloofden en hem het noodzakelijke duwtje gaven, meent hij dat ongetwijfeld oprecht, maar het wordt ook wel heel erg de feelgoodshow van die eenvoudige jongen uit de Jordaan, Henkie-net-niet, die het uiteindelijk schopte tot wereldvermaard operazanger en gevierd musicalartiest.

Maar al met al overheersen toch het vakmanschap en de passie op deze avond. Hier staat een man die kan zingen en vertellen, en die via zijn anekdotes en liedjes ook echt iets te vertellen heeft. De Jordaan mag, nog altijd, trots op hem zijn.

Foto: Elisabeth Melchior