Dit is het verhaal van de boeren, horen we over de speakers, terwijl een groep figuranten in overalls en laarzen het publiek over de akkers leidt. In een theatrale rondleiding door een boerenerf in de Brabantse Kempen, krijgen we een inkijkje in de dilemma’s aan de boerenkeukentafel. Hoogst actueel, want we moeten nu eenmaal ‘iets met boeren’. Om te beginnen: het gesprek aangaan.

‘Eeuwenlang zorgden we voor het eten, en nu zitten we ineens in de weg.’ Het sentiment onder de boeren is evident en wordt in de voorstelling meteen helder verwoord. Maar niet elke boer pakt zijn trekker naar Den Haag, hangt een vlag ondersteboven of blokkeert een snelweg. Er zijn er ook die weifelend een informatieavond van de gemeente bezoeken, hun kop in het zand steken of hun grond verkopen.

In Iets met boeren krijgen we in stallen, schuren, akkers en op hooibalen, een inkijkje in het gezin van boer Jos. In een openingsscène zien we hoe zijn vrouw en inmiddels volwassen dochter botsen aan de keukentafel. Die dochter is gaan studeren – landbouwkunde, in ieder geval ‘iets met boeren’ – en vindt dat haar ouders verantwoordelijkheid moeten nemen in het terugbrengen van de stikstofuitstoot. Haar moeder vindt dat haar van alles is ‘wijsgemaakt’ door de Wageningse universiteit. ‘Wijsgemaakt? Nee, wijs geworden’, riposteert haar dochter.

Haar moeder houdt haar poot stijf (haar zoon Remco, die ‘vecht tenminste voor de zaak’, die is met z’n maten naar Den Haag), maar in een latere scène horen we hoe ze tóch, in weerwil van wat haar man wil, een door de gemeente georganiseerde informatieavond over het buitengebied van de regio bezoekt. Dan heeft haar ruzie met haar dochter haar toch aan het denken gezet, blijkbaar. Daarmee raakt Iets met boeren aan de kern van de zaak: we moeten in gesprek blijven, we moeten blijven botsen, want alleen dan kun je dichter bij elkaar komen.

Iets met boeren is een sociaal-artistiek project, gemaakt met professionals en lokale spelers onder leiding van Corné van Sprundel (regie), Marleen Hendrickx (regie en choreografie) en Peter Dictus (tekst en research). Korte scènes bieden een inkijkje in de verschillende perspectieven op de boerencrisis: behalve moeder, dochter en boer Jos zelf, komt ook de geldverstrekkende bankier voorbij, een sardonisch personage dat behoedzaam om alle problemen heen danst, die rijk wordt van de boerengrond maar wiens gladgestreken pak geen spatje modder vertoont.

Tussendoor zien we korte, beeldende bewegingssequenties: boeren die als vee in een weiland bijeen zijn gedreven, een woedende menigte op landbouwwerktuigen. De personages krijgen alle ruimte om hun blik op de actualiteit tentoon te spreiden: op de openingsscène aan de keukentafel na, bestaat de tekst uit monologen. Daarmee is de voorstelling informatief, maar niet altijd even dramatisch. Met name in de monoloog van de dochter heeft Dictus te veel feiten en cijfers willen stoppen, waardoor hij het drama van het personage uit het oog verliest.

Het sterkst is de voorstelling wanneer de problematiek wordt teruggebracht naar de menselijke maat, als de problemen bijvoorbeeld letterlijk aan de tafel met het typische rood-witgeblokte boerentafelkleed worden uitgesproken. Pas als de personages met elkaar botsen, uit hun comfortzone worden getrokken en zichzelf moeten verdedigen, als feiten en emotie met elkaar aan de haal gaan, wordt de complexiteit van de problematiek echt inzichtelijk. Dit gaat niet alleen over feiten en getallen, maar ook over boeren aan wiens identiteit wordt gemord.

De voorstelling eindigt in een kakofonie van meningen, iedereen vindt iets van de boeren maar niemand luistert naar de ander. Een prachtige regenboog strekt zich bij het slotapplaus uit boven de akker. De harmonie die dit beeld in zich draagt, is voorlopig waarschijnlijk nog ver te zoeken.

Foto: Rob ten Broek