Een nieuwe productie van een van Mozarts mooiste werken is altijd iets om naar uit te kijken. Zeker nu Laurence Cummings het Nederlands Kamerorkest dirigeert en choreograaf Sidi Larbi Cherkaoui tekent voor de regie. Voor de allesbepalende, extreem gestileerde vormgeving van deze voorstelling zijn beeldend kunstenaar Chiharu Shiota en modeontwerper Yuima Nakazato aangetrokken.

Het verhaal dat zich afspeelt na de Trojaanse oorlog concentreert zich rondom Ilia, krijgsgevangene op Kreta en haar onmogelijke liefde voor Idamante, de zoon van de Griekse legeraanvoerder Idomeneo. Ook de Griekse prinses Elettra is echter verliefd op Idamante.

Na te zijn doodgewaand spoelt Idomeneo toch nog levend aan. Hij is gered door zeegod Neptunus. In ruil voor een offer: hij moet de eerste mens die hij ontmoet na zijn redding offeren aan de god. Die eerste mens is uitgerekend zijn zoon Idamante. Het hof probeert onder de eed uit te komen maar tevergeefs, en uiteindelijk moet Idamante zijn lot ondergaan. Maar dan spreekt een stem uit de hemel, die beveelt dat Idomeneo moet aftreden.

Die extreme stilering die de Japanse kunstenaars hanteren levert op bepaalde momenten interessante beelden op, maar belemmert op andere momenten de voortgang en de impact van wat misschien wel Mozarts meest ambitieuze opera is. Hij heeft er nog lang aan doorgesleuteld en de partituur is een ware schatkamer aan vocale en instrumentale vondsten, met fonkelende details in de tekstbehandeling (zoals Ilia’s lange en meesterlijke recitativo accompagnato waar de opera mee opent), de instrumentatie (met de toentertijd redelijk nieuwerwetse klarinetten), en vooral de dramatisch doordachte flow van het werk: de overgangen van muzikaal nummer naar recitatief zijn stuk voor stuk op een speciale wijze behandeld. Daardoor voelt deze opera uit de klassieke periode al aan als een doorgecomponeerde opera, die in de negentiende-eeuwse romantiek standaard werd.

De aandacht die Mozart zelf besteed heeft aan deze aspecten, wordt in de aanpak van dirigent Cummings opgeofferd aan een dwangmatig aandoend streven om muzikaal steeds maar vooruit te willen gaan. Vooral het eerste bedrijf voelt alsof een stoomwals door een rococo-interieur raast. In het tweede bedrijf neemt de druk iets af en in het derde bedrijf krijgen de zangers eindelijk meer ruimte om muzikaal wat reliëf te geven, maar echt ademen doet deze productie nauwelijks.

De muziek dendert door zonder rust- maar ook zonder hoogtepunten. Misschien is het de bedoeling om te tonen dat de druk nooit verslapt in dit milieu, op het kruispunt van privé en politiek, maar op die manier worden alle talloze nuances die Mozart aanbracht volstrekt platgeslagen. Vooral de lyrische kanten van deze opera worden veronachtzaamd.

De regie creëert hierbij een eigen wereld. De zangers hanteren een gestiek die geïnspireerd lijkt op de achttiende-eeuwse retorica, met grootse armgebaren. Zij worden bijgestaan door een tiental dansers van Cherkaoui’s eigen ensemble Eastman. In allerlei vormen en maten manipuleren de dansers en de zangers daarbij draden en touwen, die soms los over de vloer liggend worden gemanipuleerd, maar vaker in strakke configuraties rondom lichamen worden gehouden, en ook als draadsculptuur neerdalen uit de kap. Vaak zijn de draden en touwen rood en associëren met bloedsomloop en bloedvergieten, navelstrengen, communicatielijnen, vliegen en andere netten of scheepstouwen.

Het gevolg is dat het toneel de meeste tijd drukbezet is. Meteen bij aanvang, wanneer Ilia de eerste monoloog zingt, gaat het mis. Als Trojaanse prinses is ze krijgsgevangen genomen door de Grieken en verliefd geworden op de zoon van Idomeneo, hun aanvoerder. Haar monoloog is de eerste van een aantal bloedmooie aria’s over het isolement van de gevangene op vijandig terrein. Dit wordt echter niet invoelbaar, omdat een kluwen dansers haar steeds omringt, druk in de weer met ingewikkeld draadwerk waarin ook zij verstrikt raakt.

Cherkaoui’s regie en choreografie geven je niet de kans om innerlijke conflicten mee te beleven, want die worden in feite grafisch geïllustreerd. Deze enscenering mist focus. De manieren waarop de relaties met elkaar verknoopt zijn, worden letterlijk vertoond en verliezen daardoor hun impact in plaats van dat zij die versterken.

De zangers blijven te midden van al het visuele geweld goed overeind, hoewel de aandacht die zij nodig hebben voor hun gestiek en de vele gedetailleerd uitgewerkte fysieke handelingen met het draad ten koste gaan van de nuances in het kleurpalet dat Mozart zo zorgvuldig heeft aangebracht. Qua stemtype kleuren Anna El-Khashem (Ilia) en Jacquelyn Wagner (Elettra) net te veel naar elkaar toe, maar dat kan een vooropgezette keuze zijn, om de inwisselbaarheid van de vrouwen te benadrukken.

Ook de keuze voor een mezzosopraan in plaats van een countertenor in de rol van Idamante is een opvallende keuze: Mozart schreef de rol voor een musico, het woord waarmee een castraatzanger werd aangeduid. Cecilia Molinari maakt overigens veel indruk in de rol. Daniel Behle zingt vol zelfvertrouwen de lastige titelrol en ontpopt zich fraai in de slotscènes tot de gevaarlijke dictator waar Cherkaoui naar verwijst: hij heeft de obligate lieto fine in dit late voorbeeld van opera seria vervangen door een meer aan de mythe getrouwe finale waar Idomeneo zijn zoon en diens geliefde ombrengt en zichzelf weer op de troon plaats, samen met Elettra.

Natuurlijk kunnen en mogen regisseurs een werk naar hun hand zetten om de zeggingskracht te vergroten. Maar met zijn gedetailleerd uitgewerkte choreografie voor zangers, dansers en dradenspel begeeft Cherkaoui zich gevaarlijk dicht bij een groot gevaar in opera, wanneer concepten voor een operaregie vervallen tot groot gedoe. Het veelvuldig illustreren plamuurt de ruimte dicht voor het publiek om met de rollen mee te bewegen in hun vaak aarzelende reflecties die door Mozart zo vol mededogen zijn geschilderd.

Foto’s: De Nationale Opera, Filip Van Roe