De schlager van het charmezangertje Heintje klinkt wel drie keer tijdens de voorstelling in volledige versie. Als een oorwurm blijft het liedje van het ‘Mama!’-kindsterretje de hele terugweg natrillen. ‘Ich bau dir ein Schloss’ is een lied over een toekomstbelofte, een lied uit het verleden, jaren zestig. Verleden en toekomst. Daarmee hebben ook de twee personages te maken, een succesvolle architecte en een cafébazin. Tot een heftige confrontatie tussen de twee komt het niet, ook niet tussen toen en later.

Actrice Mieneke Bakker en journalist Wiel Beijer zijn alle twee afkomstig van de oostelijke mijnstreek bij Kerkrade, en hebben de sluiting van de mijnen in 1965 meegemaakt. Zij trok weg, hij bleef en maakte onder meer nog een aantal reportages over de streek, over het verleden, heden en toekomst van een ‘krimpwijk’. Zij was de dochter van een mijningenieur, een Hollandse protestantse vreemdeling in het katholieke Limburg. Hij was de zoon van een ‘kompel’, een ondergrondse mijnwerker en actief vakbondsman. ‘De beide vaders kwamen elkaar vaak tegen en hadden respect voor elkaar’, zo zegt Beijer.

Bakker en Beijer schreven voor Toneelgroep Maastricht samen de theatertekst. Bakker speelt die en artistiek leider Servé Hermans regisseert. De locatie is het Schwinkelkwadrant in Heerlen. Een open ruimte, met glazen tussenwanden. Een paar tl-lampen vormen een poortje en trekken lijnen over de vloer. Op een hoge wand zijn schetsen van gebouwen, stadsgezichten en ontwerpen te zien. Een klein oplopend paadje met balustrade staat in het midden. Enkele plastic stoelen in pastelkleuren vervolledigen het strakke decor.

Mieneke Bakker, in het zwart gekleed en met een imponerende witgrijze haardos, schrijdt rijzig door het tl-poortje, struikelt even, gaat zitten en begint in een snel tempo, met lijzige Limburgse tongval haar verhaal als kroegbazin. Over wat ze nu meemaakt, over het bloeiende dorp van vroeger.

Ze kiest een andere plek in de ruimte, en spreekt dan langzaam, zonder Limburgs accent. Nu is ze een architecte, uit Rotterdam. Ze is gevraagd om een project op te zetten voor de wijk Spekholzerheide, de plek waar ze opgegroeid is, om het teloorgegane dorp nieuw leven in te blazen. Ze vertelt over haar kindertijd. Als protestantse was het niet gemakkelijk om tussen katholieke kinderen je mannetje te staan. Verbitterd klinkt haar verhaal echter niet. Wel was ze maar wat blij toen ze weg kon uit die streek, om architectuur te studeren.

De soundscape (van Kwinten Mordijck) klinkt constant op de achtergrond. Maar alle aandacht gaat naar de tekst, met anekdotes, sappige beschrijvingen van dorpsfiguren en mijmeringen. Ze zijn nostalgisch en herkenbaar, ook voor mij, in de jaren vijftig en zestig in de westelijke mijnstreek opgegroeid. Dat zorgt voor de nodige gniffels bij het publiek.

Zij dagdroomt luidop over haar plannen om de hoogte in te gaan, het verleden te overstijgen, een transitie te maken om ‘de hemel te raken’. Plots zwijgt ze, ze transformeert weer naar het personage van de cafébazin. Daar staat ze, statig uitdagend. ‘Ich bau dir ein Schloss’ krijgen we helemaal te horen. Er volgen stille momenten, met bevroren lachgrimmassen en kleine dansbewegingen. De veranderingen van licht en vertelplek, de summiere gebaren, de verstillingen, ze zullen allemaal wel een bedoeling hebben, af en toe merk je de richting waarin de details gaan, maar het geheel strandt op oppervlakkige afstand. De strakke ruimte, de tl-lijntjes, het summiere bewegingsspel, ze zijn monotoon ‘schoon’, in de betekenis van mooi en clean.

Wat ik mis, is diepgang. Ik voel geen bloed door de personages stromen, ik ervaar niet wat al dat verleden nu bij hen teweegbrengt, hoe zij ermee worstelen. Het blijft bij aanzetten, er wordt niet diep gegraven. De twee personages spreken wel over transitie, maar er gebeurt innerlijk te weinig met hen, ze tonen zich te weinig intens. Doorleefd klinkt wel het eindlied ‘Knowing me, knowing you’ in de hese, broeierige versie van Arno, maar dat komt uit luidsprekers. Die doorleving had voor mij tastbaarder mogen zijn in de personages zelf, in de hele mise-en-scène.

Foto: Bjorn Frins