Angst speelt een grote rol in het leven van veel podiumkunstenaars, bleek uit een recent onderzoek van het Leids Universitair Medisch Centrum. Minstens een op de drie ervaart hevige angstklachten voor en tijdens een optreden. Stel je voor dat je je werk maakt terwijl het publiek ernaar kijkt. Ja, alles is van tevoren al uitgedacht, maar de passen moeten nog wel worden uitgevoerd, de tekst moet worden uitgesproken of gezongen, de noten moeten gespeeld. Choreograaf Cecilia Moisio en stemkunstenaar Ineke Vandoorn maken hun angst tot onderwerp en vorm in hun voorstelling I Can See Myself Through Your Eyes.   

Deze recensie is dan ook allang geschreven in het hoofd van de makers. Niet een keer, maar duizend keer. Al zo vaak, dat het ritme van de woorden is omgevormd tot danspassen, de betekenis ervan al uitgedrukt in intenties. Kijk maar eens naar de kop boven dit stukje. Zes lettergrepen, een komma en vier lettergrepen: zes korte lichte pasjes, adem, en vier zwaardere. Wat ik over deze voorstelling zou willen zeggen is al in de dans verwerkt. Want de makers hebben het zich al duizend keer voorgesteld.

We zitten op krukjes en kussens in een kring rondom de witte vloer, heel dicht op de huid van Moisio en Vandoorn. In het midden van de kring laten zij zien wat normaal achter het doek, vlak voor opkomst gebeurt: zuchten, wapperen met armen en handen, ijsberen. Eigenlijk willen ze wegrennen. Of vechten. Ze knuffelen kort en dan beginnen ze wat te spelen met taal en dans. Via de speakers horen wij wat zij denken dat wij kijkers denken: ’they must be quite old’,’which one of them is the dancer’,’this is so contemporary’. Ieder zinnetje vindt zijn weg naar de lichamen. Gedachten worden beweging.

Wat dat eigenlijk betekent wordt steeds duidelijker: wanneer je jezelf voedt met gedachten die je zelfvertrouwen ondermijnen, vind je geen fysiek welsprekende manier meer om je met je lichaam uit te drukken. Je lijf komt niet tot zingen. Moisio put zich uit om passen te vinden die samenvallen met de woorden die Vandoorn op haar afvuurt. Ze springt, rolt over de vloer, trippelt en draait. Maar het is niet wat zij wil zeggen. Het is wat zij denkt dat ze zou moeten zeggen. ‘This is quite boring.’

Ze komen het vragen, ook nog, wat we tot nu toe vinden. Naast elkaar, elkaars handen vasthoudend, dansen ze bedeesd in de cirkel voorbij. Dan breken ze van elkaar los en stappen op ons af. Waarmee ze bewijzen dat ze misschien niet eens zozeer bang zijn voor de nu daadwerkelijk aanwezige kijkers, maar dat ze nog veel banger zijn geweest voor hun eigen idee van de kijker. Dat spook dat alleen maar oog heeft voor alles wat niet goed gaat.

Komt het nog goed met de voorstelling, vraag je je af nu je dit leest. Toch? De stem van Vandoorn en het lichaam van Moisio zijn getraind en ervaren genoeg om tot een voldragen werk te komen dat we graag willen bekijken. Maar die stem en dat lichaam zitten vast aan een brein dat diep van binnen niet in de belangstelling wil staan. Want opvallen, dat is niet veilig. Dus kampt Vandoorn met schaamte, vraagt Moisio zich in een treffend beeld, rennend in een cirkel, een leven lang af of ze wel goed genoeg is. Of ze niet beter kan stoppen.

Zo zijn ze haast te kwetsbaar. De twee verdwijnen uit ons midden. Ze moeten hergroeperen, een strategie bepalen, een harnas aan. Wanneer ze terugkeren in lange jurken van weelderig donker velours, op hakken en met blinkende sieraden om, gaan ze de strijd aan. Ze boksen zich vrij met keiharde showdans, maar ze winnen met een nummer dat toch klein en dichtbij is, met hun stemmen die laag over laag bouwen aan een vorm die hun menselijkheid tegelijk blootlegt en beschermt.

Foto: Bart Grietens