Hunter markeert de herinneringen van choreograaf Meg Stuart. Aan de hand van foto’s, filmprojecties en zelfs tekst blikt choreograaf Stuart terug op haar leven. Het resultaat is een fragmentarische en overvolle soloperformance die de afgelopen week in première ging in het Berlijnse HAU.

Op een kruk met haar rug naar het publiek knutselt Meg Stuart aan een tafel. Jeugdkiekjes, portretten van vrouwen (onder wie Yoko Ono) worden verknipt, ingekleurd of verbrand en  samen met schelpjes en mos vastgeprikt. Via een cameraatje kan het publiek de totstandkoming van het knutselwerk volgen op een toneelscherm. Op de achtergrond is een geluidscollage te horen waarin fragmenten van radiogesprekken zijn verwerkt. Stuart prikt enkele lange spelden in haar werkstuk en omzoomt haar collage met een rode draad. Dan vervolgt ze haar solo op het podium.

Herinneringen zijn opgeslagen in het lichaam, het is geen onbekend terrein voor een choreograaf en danser om uit die bron te putten. Met schokkende bewegingen kronkelt Stuart over de vloer, eenmaal op beide benen zijn het vooral de handen en de armen die bewegingen inleiden of genereren. Alsof de emotionele herinnering erin is opgeslagen en langzaam lijkt te worden wakker geschud. Geluid, samples van muziek en persoonlijke teksten van mensen onderschrijven Stuarts bewegingsmateriaal.

Het decor van Hunter is een ratjetoe van objecten en roept een aantal vragen op. Sommige van die vragen worden ingelost, zoals de aanwezigheid van de witte dierenvachten waarop ook wordt geprojecteerd (ze beschermen onze dunne huid) en de twee geluidboxen in de lucht waarmee Stuart haar eigen stem in een van de scène’s verveelvoudigt. Maar niet alles krijgt een functie. Zo mag het publiek zelf te rade gaan waar het hoog zwevende buizenstelsel van ontwerpster Barbara Ehnes voor staat, dat is uitgerust met kettingen en een reeks witte ballen. Het symboliseert wellicht  het ondefinieerbare labyrint van een geheugen.

In Hunter maakt Stuart het publiek letterlijk deelgenoot van de zoektocht – noem het een jacht  – naar de persoonlijke en culturele sporen die haar als mens vormden. Het is een lange en associatieve tocht, die ten slotte eindigt met een gesproken monoloog waarin Stuart schuchter begint de spreken, verschillende bekenden als Yoko Ono (blijkbaar een groot voorbeeld voor Stuart), Trisha Brown en Louise Bourgeois de revue passeren en de choreografe vrij openlijk vertelt over de invloed die haar ouders hadden op haar kunstenaarschap. Moeder sprak zo veel dat Stuart zich tot een andere taal, de dans, bekeerde en vader was actief in het community theater.

Hoe integer ook, soms leidt de informatie in dit laatste deel af, vooral als de choreografe een mening wil ventileren. Op die momenten wordt Hunter wat pedant. Gelukkig zijn er ook anderen ‘aan het woord’ en zorgen de doorleefde teksten van de stemmen op de geluidsband (Vincent Malstaff) evenals de collage van geprojecteerde beelden (Chris Kondek) voor de universele kwaliteit van Stuarts soloZe zetten haar hyperpersoonlijke archief in een groter verband. Herinneringen vormen onze levens. Wie ze heeft, leeft. Wie ze kwijt is, is zo goed als dood. Stuarts pijnlijke mededeling over het geheugenverlies van Trisha Brown kwam hard aan.

Foto: Iris Janke