John Buijsman stamt uit een muzikantengeslacht. Ome Bill en tante Mary stonden aan de wieg van de Kilima Hawaiians, een wereldsucces. Ook zijn vader Luut surfte mee. Buijsman vertelt zijn muzikale familieverhaal op Katendrecht, waar het begon, met filmbeelden en ander archiefmateriaal.

Op Katendrecht, ooit de hoerenbuurt en vrijstaat van Rotterdam-Zuid, zijn nog steeds volop loodsen te vinden waarin je best een strandje kunt aanleggen. John Buijsman blaast er op een schelp en begint zo zijn voorstelling Hula Blues, genoemd naar een nummer van de Kilima Hawaiians. De Hawaiimuziek was midden vorige eeuw enorm populair, en de Kilima’s werden als populairste Nederlandse Hawaiigroep een exportproduct. De oprichter, Buijsmans oom Bill, werd zelfs benoemd tot ereburger van Honolulu. Jammer trouwens dat we daar niet meer over te horen krijgen.

Ergens rond 1930 vroeg ‘Wild Bill’ Buijsman Marie ‘Mary’ van der Zon of ze met hem wilde lopen. Ze woonden vlak bij elkaar op Katendrecht. Marie wilde wel. Bill reisde als steward op een schip de wereld rond. Toen hij in Canada de film White Shadows in the South Seas zag, wist hij wat hij wilde in het leven: de muziek maken die daarin te horen was. Met zijn Mary zong hij goed samen, en met een mooie meid in de groep hadden ze meteen een voorsprong op al die ander Nederlandse bandjes.

Met een beetje geluk kwamen de Kilima’s de oorlog door. Daarna traden ze op voor de Nederlandse troepen in Indië. Ze maakten tournees door Europa en Noord-Amerika. Later breidden ze hun repertoire uit met cowboyliedjes; van de Duitse versie van Er hangt een paardenhoofdstel aan de muur werden een miljoen platen verkocht.

Ze deden in niets denken aan artiesten, zegt Buijsman, en dat is bepalend voor de sfeer: het rock-‘n-rollgehalte is nul. Op de website wordt de tekst van Don Duyns, geregisseerd door Aat Ceelen, een theatrale koortsdroom genoemd, maar daar klopt niks van: Hula Blues is een vriendelijke, vrolijke voorstelling zonder conflict, tragiek of onthullingen. Aan het eind zijn Bill en Mary nog steeds gelukkig samen. Van ruzies of problemen is geen sprake; het verschil met Angel Eyes, Buijsmans vorige voorstelling over jazztrompettist Chet Baker, is enorm.

Je vraagt je af of Buijsman niet te dicht bij zijn onderwerp staat; er zal toch wel eens íets gebeurd zijn? Intussen is er stof genoeg voor een levendig verhaal, met humor, muziek en handig gebruikte filmbeelden. Buijsman is een prettige en flexibele verteller en heeft weer een puik bandje om zich heen verzameld. Cok van Vuuren zorgt voor tropische sferen op slideguitar. In gitarist Dusty Ciggaar heeft hij een uitstekende tegenhanger. Bassiste Arwen Linnemann – ze speelde ooit bij The Nits – legt een stevige basis en heeft daarnaast een prima tweede stem en een zonnige glimlach.

Wie na de voorstelling meer wil weten over Buijsmans wortels en de Kilima’s, kan terecht bij de tentoonstelling in Verhalenhuis Belvédère. Ook op Katendrecht. Samen brengen theater en museum plaatselijke geschiedenis tot leven.

Foto: Beer Buijsman