Op het dak van het Schieblock, een Rotterdamse broedplaats van onverwachte acties en gedachten, is een paradijselijke tuin aangelegd. Daarin vluchten een Adam en Eva van nu voor de rat race van rendement en efficiëntie: samen met vogel en plant het dak op.

De première van How Much is Enough maakte meteen duidelijk hoe kwetsbaar het ideaal van Maarten en Soof is. De regen ging van mot over in druppel en druil, om bij stort uit te komen. Dapper en steeds natter speelden Jeroen Rienks en Afke Weltevrede van Onderwater Producties zich door de bui, met een hardnekkige goedgemutstheid die op zich al een ster verdient. Omdat de techniek minder waterproof was, moest de voorstelling toch gestopt worden.

De dag erna waren de condities beter. Met vleugels om staan de twee vluchters voor de consumptiemaatschappij op de hoeken van het dak, zes hoog. En inderdaad, daar is de lucht een stuk mooier dan beneden en binnen. Lichtreclames van Aegon en Unilever op omringende gebouwen lijken ironisch commentaar uit te stralen.

Maarten en Soof vertellen onder de blote hemel over de voordelen van het buitenleven. Hun zweet ruikt lekkerder, hun sex is beter, Maarten is minder agressief dan vroeger en ochtendurine helpt prima tegen uitslag. De planten en vruchten des daks smaken puurder en intenser dan de sterrenmaaltijden van vroeger. Weg met de wereld van slapeloze nachten en blauwe enveloppen.

Ze geven toe dat ze ook wel wat missen. Witte wijn, whisky en een lekker bad blijven verleidelijk. Als ze de langverwachte, eindelijk rijpe appel plukken en eten, komen daar nog Parmaham en foie gras bij. Hun aanwezigheid in het paradijs is minder duurzaam dan ze zouden willen.

Tussendoor gaan ze het gesprek aan met het publiek. Daaruit blijkt dat je ecologisch gezien in maart kennelijk beter ingevlogen appels uit Nieuw-Zeeland kunt eten dan Nederlandse die al maanden in een energie vretende koelcel worden bewaard.

Het is geen straf om de acteurs Weltevrede en Rienks aan het werk te zien. Ze spelen makkelijk, licht en vrolijk. Gevoel voor beeld hebben ze ook, zoals blijkt uit hun tableaux vivants van engelenduetten uit de kunstgeschiedenis.

Minder goed verzorgd is de zeggingskracht van de voorstelling. Het geworstel met de consumptiemaatschappij is duidelijk, maar wat wil Onderwater daar precies over zeggen? Een voorstelling hoeft zijn bedoeling niet voor te kauwen, maar de titelvraag How Much is Enough blijft wel erg onbeantwoord. Is de mens van nu niet in staat om terug te gaan naar de natuur? Of zijn de mensen die het proberen de helden waarvan we het moeten hebben? Zijn Maarten en Soof machteloze, noodgedwongen idealisten of vertegenwoordigen ze een noodzakelijke nieuwe manier van denken?

Aan het einde van de voorstelling richt een grote gele opblaaseend zich op tussen de planten op het dak. Hij verwijst naar een eerdere vaststelling: mensen willen steeds meer en groter, maar de natuur stelt altijd grenzen aan de groei. Betekent de verschijning van de eend (van kunststof ook nog) dat de idealen op het dak definitief mislukt zijn? Is het een ode aan de eenvoud en een kinderlijke manier van leven? Of staat hij voor dat bad dat de dakhazen zo missen? Hoe zit het met de opduikende tuinman en de verwijzingen naar zondeval en Faust? Dat is een probleem in de voorstelling: er zijn volop aanzetjes, maar die wijzen verschillende kanten op. How Much is Enough zou gebaat zijn met meer dramaturgische helderheid.

Foto: Onderwater Producties