In haar nieuwste werk A Divine Comedy bouwt Florentina Holzinger door op de lijn van eerdere voorstellingen. Performance, dans, stunts en vormen van entertainment wisselen elkaar af in een twee uur durende show, waar geen einde aan lijkt te komen. In deze vrije bewerking van Dante’s klassieker is de dood een even sensuele als bevrijdende ontsnapping uit een wereld vol duisternis. (meer…)
Monoloogfiguren zijn het, de toneel- en romanpersonages van de Oostenrijkse schrijver Thomas Bernhard (1931-1989). In de Duitstalige theatertraditie die Bernhard en zijn vaste regisseur Claus Peymann vooral in de jaren tachtig hebben ontketend, pasten daarin wonderwel spelers als Marianne Hoppe, Gert Voss, Traugott Buhre en Bernhard Minetti.
In Nederland namen Toneelgroep Baal en Maatschappij Discordia al snel Bernhard op het repertoire. Ook hier: monoloogfiguren. En nu komen twee geweldige Bernhard-acteurs Vincent van den Berg (’t Barre Land) en Kris Van Trier (Comp. Marius) met de voorstelling Houthakken – Sit-down Comedy #2, naar de roman Holzfällen (1984), waarin zij de monoloog hebben opgesplitst en verdubbeld in een monoloog-voor-twee, zoiets als een pas-de-deux maar dan in taal.
Aan het begin laten de spelers een tweestemmige Invention (inventie) van Bach horen en dat is niet zomaar; ook zij brengen een tweestemmige inventie met hun spel. In de roman is een naamloze verteller aan het woord die 250 bladzijden lang laat weten dat hij, uiteindelijk tegen zijn zin, de uitnodiging heeft aanvaard voor een kunstzinnig avondmaal bij de echtelieden Auersberger. Het is de avond nadat hun gezamenlijke vriendin Joanna, die zelfmoord pleegde, werd begraven.
De Auersbergers behoren tot het kunstzinnige (of eerder: quasi-kunstzinnige) Weense establishment. Hoogtepunt van het nachtelijke diner is de komst van een acteur van het Burgtheater, die na afloop van een opvoering van Ibsens De wilde eend aanschuift aan de dis. Op hem moet gewacht worden. In het stuk vertolkt hij de rol van Ekdal die onveranderd als ‘de Ekdal’ wordt aangeduid.
Een monoloog in proza, bijtend, satirisch, met muzikale taalwendingen, herhaling van motieven en vooral haat tegen onechtheid, gesymboliseerd in de kunstvorm van het toneel. Van den Berg en Van Trier vertolken de tekst van deze ik-figuur zo ongeveer tegelijkertijd, tweestemmig dus. Het is nadrukkelijk geen dialoog; ze vullen elkaar aan, soms klinken hun stemmen op hetzelfde moment, dan weer herhalen ze elkaar of spreekt de een de ander tegen.
Een absurde choreografie
Het decor bestaat uit twee zeventigerjaren meubels die de ‘oorfauteuil’ uit de roman vervangen. Dat is alles. Twee figuren die eigenlijk één zijn. Ze weerkaatsen elkaar, zijn beiden in sleets zwart begrafeniskostuum gekleed en bewegen zich soms identiek. Staat de een op, staat de ander ook op, gaat de een zitten, gaat de ander ook zitten. Zoekt de een iets op in een tekstboek, doet de ander dat ook. Als in een absurde choreografie. In de eerdere Bernhard-voorstelling Oude meesters (2024) beproefde het duo hetzelfde stijlmiddel. Ze noemen deze uitvoeringen Sit-Down Comedy, waarvan Houthakken nummer 2 is. Er moet nog een derde komen.
Afgezien van de vaste Bernhard-ingrediënten als afkeer van de bourgeoisie, aversie jegens de zelfvervuldheid van de gastheer en gastvrouw en van de mens in het algemeen, gaat het in Houthakken om veel meer. Het is vooral het veeleisende komediespel met zijn complexe ritmiek van aangeven en incasseren, dat het spel van dit duo zo weergaloos maakt. Je kunt denken aan filmkomieken Laurel en Hardy, zelfs aan stripfiguren als Fokke en Sukke: gewiekst en elkaar aanvullend in een mengeling van optimisme en verongelijktheid. Want ja, waarom namen ze de uitnodiging aan? Uit fatsoen, want ze hadden de Auersbergers al in dertig jaar niet gezien, en wilden hen ook eigenlijk nooit meer ontmoeten. En zo sluipt een pijnlijk zelfverwijt in de voorstelling.
Misschien is dat laatste wel de sleutel tot de tragiek van Houthakken, en de herkenbaarheid. Je bevindt je in een situatie die je niet wenst en die je toch hebt geaccepteerd, in een vlaag van verstandsverbijstering. Maar ook om fatsoen of wie weet zelfs empathie voor degenen die je hebben uitgenodigd. Bovendien willen ze gezamenlijk Joanna gedenken. Haar dood is de bittere aanleiding tot dit alles.
Wat het ook bijzonder maakt is het spel met de kunst van het toneelspelen. Telkens als Van den Berg de grote Burgtheateracteur speelt, spreekt hij in de ik-vorm: ‘Ik kende altijd al mijn teksten uit het hoofd voor aanvang van de repetitie.’ Pas na verloop van tijd voegt hij eraan toe: ‘Zegt de Burgtheateracteur.’ Zo wisselen rol en speler voortdurend van perspectief.
Het is jammer dat deze voorstelling slechts eenmalig in theater Frascati te zien is; een hele week zou minimaal moeten zijn voor een belangwekkend stuk van een toneelschrijver die helaas steeds minder wordt opgevoerd, terwijl Bernhard in Nederlands een grote traditie kent. Dus een herneming, zoals afgelopen weekend met Oude meesters erbij, zou zeer welkom zijn.
Aan het slot, als alle afkeer ten einde is, moet Van den Berg toegeven, in een empathisch moment, dat hij ’toch door de mensen aan tafel ontroerd is, dat het ontroerende mensen zijn’. Uiteindelijk is er toch mededogen, en iets moois als verzoening.
Foto: Raymond Mallentjer