De leden van collectief de Theatertroep sloegen voor hun nieuwe creatie Hoe echt is echt echt de handen ineen met Judith Herzberg en Hans Man In ’t Veld. De samenwerking leverde niet een, maar twee nieuwe ’theaternovelles’ op, die na elkaar worden gespeeld. Niet beide delen van de avond zijn even geslaagd, maar de prachtige taal en het ongedwongen, genereuze spel maken het tot een uitermate sympathiek geheel. 

Begenadigde gegadigden. Proef die term even. Laat hem rollen in je mond. Hoe echt is echt echt zit vol met dit soort prachtige taalvondsten – van een vrouw die ervan wordt beticht ‘ontberingsverslaafd’ te zijn tot de prachtige slotzin ‘Als we weer zijn neergedaald, dan gaan we ons bekommeren’.

De linguïstische speelsheid in de twee stukken die de Theatertroep en Judith Herzberg samen hebben geschreven komt uitstekend tot zijn recht vanwege de speelstijl van het collectief. In een aanpak die schatplichtig is aan Maatschappij Discordia en ’t Barre Land laten de leden van het gezelschap door hun transparante spel de scènes in het moment ontstaan, met veel ruimte voor improvisatie en onderling commentaar.

Deze vorm sluit het beste aan bij het eerste stuk (dat ook Hoe echt is echt echt heet). Deze tekst is geïnspireerd op de documentaire Rent A Family Inc., waarin een Japans bedrijf centraal staat dat acteurs verhuurt die als stand-in voor familieleden, collega’s of partners kunnen optreden bij officiële gelegenheden of belangrijke afspraken. In de bewerking van de Theatertroep ontmoeten we Piet, die een vergelijkbare business runt. Een aantal verhaallijnen lopen door elkaar: een man wil een heel familiefeest inhuren maar is verbaasd als er ook een dubbelganger voor hemzelf komt opdagen, twee werkloze acteurs worden bij het uitzendbureau verliefd op elkaar (Patrick Duijtshoff en Rosa Asbreuk, die een ontroerende chemie hebben) en een vrouw is zo bang voor inbrekers dat ze iemand inhuurt om er een te spelen, zodat ze zeker weet dat hij het is als ze ’s nachts wakker schrikt.

Het interessante spel met taal, fictie en identiteit krijgt een melancholiek randje vanwege de onderliggende hunkering van de personages. Hun zoektocht naar intimiteit valt prachtig samen met de losse, zoekende speelstijl: de kwetsbaarheid van de spelers en de personages loopt naadloos in elkaar over, en de geestige misverstanden en de behoedzame pogingen tot toenadering lijken voor de ogen van het publiek te ontstaan.

De hoge kwaliteit wordt in het tweede stuk, Zeeziek in het zwembad, helaas niet volgehouden. De eerder satirische toon van de tekst, waarin een groep mensen zich in een speciale kliniek afzondert om hun overtollige gewicht kwijt te raken, levert een minder gelaagde en filosofisch interessante voorstelling op. Bovendien botst het improviserende spel hier juist met de scherpe kritiek op de decadente tunnelvisie van de hoofdpersonages; om zo’n aanklacht doel te laten treffen is er een strakke, stijlvaste regie nodig die niet past bij de werkwijze van het collectief. Door het ontbreken van een duidelijke lijn bouwen de scènes nu te weinig op elkaar voort, terwijl de tekst (in tegenstelling to Hoe echt is echt echt) wel degelijk naar een climax is toegeschreven.

Dat betekent niet dat er in die scènes niets te genieten valt. Vooral een slapstick-achtige ontkledingsssolo van Duijtshoff, waarin hij tegen heug en meug op een weegschaal stapt, en een puntige dialoog tussen Asbreuk en Roos Visser over geklaag over het klimaat zijn kleine pareltjes. Vorm en inhoud grijpen in Zeeziek in het zwembad echter niet zo mooi in elkaar als in het openingsstuk van de avond.

Hoe echt is echt echt is een bijzonder aangename theateravond die net niet helemaal bevredigt. De beslissing om twee stukken op een avond op te voeren is een gulle geste naar het publiek, maar wellicht ook een kwestie van te veel hooi op de vork.

Foto: Jorn Heijdenrijk