Het leven als een werkwoord; iets wat je doet – dit enigszins clichématige inzicht was voor Joost II Sickenga het uitgangspunt voor een liefdevolle toneeltekst over de herinneringen van een doodgewone vrouw, geboren in de jaren dertig van de twintigste eeuw en volwassen geworden op de grens tussen vijftiger- en zestigerjaren. Onder de vlag van Mugmetdegoudentand voert Alix Adams deze tekst op in een eigen regie als een lunchvoorstelling van een klein uurtje.

De titel verwijst naar het werken, het doen, het feit dat het bestaan pas zijn invulling krijgt in het doen. Maar het gaat, in dit geval, ook om een ‘gevoegd’ leven dat zich onderwierp aan allerlei regels, zich voegde naar de grammatica die ervoor was vastgelegd.

In de voorstelling is de vrouw over de tachtig en dement. Ze vertelt in de derde persoon over zichzelf, wat een afstand schept tussen de persoon die ze is en die ze was. Ze staat op het punt om te verdwijnen, of ze is al weg. Maar haar herinneringen zijn er nog. Ze leefde het leven, maar evengoed werd ze geleefd: ze trouwde, werd moeder van drie kinderen, werd mishandeld door haar man die vreemdging, werd verliefd op een vrouw en verlangde naar schoonheid en muziek. Echt ontsnappen deed ze desondanks niet. Niet eens zozeer omdat ze niet durfde, maar omdat de zaken zo nu eenmaal niet gingen.

Haar leven komt voorbij in een dertigtal fragmenten, flarden van haar bestaan die komen bovendrijven in haar geheugen, vaak niet in chronologische volgorde, en telkens verbonden aan een werkwoord: willen, kunnen, opvoeden, verdwijnen, wanhopen, verlieven, verliezen. De tekst is poëtisch en laat door het fragmentarische karakter veel ruimte voor verbeelding.

Zo veel ruimte, zo lijkt het, dat de ploeg achter de voorstelling de behoefte kreeg om die ruimte in te vullen. En dat is soms jammer. De projecties (eveneens van Sickenga) op het achterdoek werken goed zolang ze uit niet meer bestaan dan een spel van letters en woorden, maar als er hele filmfragmenten voorbij komen worden ze storend. Films waar Adams dan weer iets mee moet in haar spel. Dat spel is overigens ook wat vlak, op zo’n manier dat een al te eenzijdige dictie en mimiek de tekst doen dichtslibben. Waar ze in het fysieke soms wisselt tussen de verschillende leeftijden van de vrouw die ze speelt, blijft de tekstbehandeling de hele voorstelling die van de vrouw van middelbare leeftijd die ze in werkelijkheid is.

Tweemaal onderbreekt Adams de stroom van herinneringen om zich rechtstreeks tot het publiek te wenden en uit te leggen wie ze speelt en waar de voorstelling over gaat. Die onderbrekingen zijn niet nodig; een beetje hinderlijk zelfs.

Aan het einde keert de voorstelling weer terug naar het begin; naar het verdwijnen zonder iets achter te laten. Behalve dan de voorstelling zelf, die een monument is voor dit leven in de schaduw. Het vervoegde leven is een mooi miniatuurtje dat het helaas vooral van de tekst moet hebben.

Foto: Sanne Peper