Dingen. Indische dingen, magische voorwerpen als een kris of een spiegel. Bezielde objecten zoals schalen en tempelmaskers: de pater familias heeft nog slechts een half jaar te leven, het familiehuis op de Wageningse berg is volgeladen. Papa wil tijdens een bijeenkomst de erfstukken alvast verdelen, maar deze opzet vol goede bedoelingen stuit bij de kinderen, kleinkinderen en aanhang op verzet en onbegrip. Wat betekenen die voorwerpen? Wat moeten ze ermee in hun moderne leven? Regisseur en auteur Bo Tarenskeen brengt met zijn voorstelling Het Indisch Interieur die drie generaties bijeen. In de confrontatie met de voor hun vader of grootvader betekenisvolle voorwerpen zien ze zich genoodzaakt hun Indische identiteit te onderzoeken. 

Het is een schitterend idee van Tarenskeen om de beladen, bewogen en ingewikkelde band tussen Nederland en de voormalige kolonie Nederlands-Indië via ‘dingen’ te verbeelden. Hans Dagelet in de prachtig gespeelde hoofdrol benadrukt het telkens: dingen horen bij je leven, ze vertellen wie je bent. Hij is als een Koning Lear die zijn koninkrijk aan tastbare herinneringen verdeelt. Op blote voeten beweegt hij zich kalm en waardig over de verdere lege speelvloer, iets slepend van tred, Indisch zou je kunnen zeggen. Hij wijst de spullen in het huis aan, opgehangen aan de wand of veilig verborgen in vitrines.

Aan zoon Mark (Bo Tarenskeen) wil hij duizend schalen nalaten, maar Mark is klein behuisd. Dochter Esther (Bodil de la Parra) mag zich verheugen op een magisch beeldje van een man met de armen geheven, maar wat betekent het, wat is het verhaal erachter? Zoon Johannes (Reinout Bussemaker) krijgt de maquette van een tempel toebedeeld, maar ook hij heeft zijn aarzelingen. Kleinzoon Joachim (Mingus Dagelet) neemt zijn nieuwe vriendin Linde (Amarenske Haitsma) mee, en haar entree als nadrukkelijk blonde Nederlandse vrouw zorgt voor verwarring. Ze prijst de gastvrijheid en familiale betrokkenheid van de Indische mens, noemt hen even Indiërs, haalt de Japanse bezetting aan die toch niet zo erg was als Auschwitz. De bekende misverstanden die door Haitsma met oprechte belangstelling en daardoor des te pijnlijker worden opgediend.

De mate van abstractie is groot, en terecht. Het publiek krijgt geen van de voorwerpen te zien, alles bestaat uit toegewijde, liefdevolle beschrijving door Dagelet. Aan de reacties van de gezinsleden begrijp je dat vaders Indische wereld ver van hen afstaat, met uitzondering van dochter Esther. Zij wil het huis liefst behouden, zij groeide er op. Broer Johannes heeft het al op Funda geplaatst, wat tot een heftig conflict leidt.

Het is knap van auteur en spelers dat zij aan alle facetten van heel dat complex dat ‘Nederlands-Indië’ of ‘Indische Nederlander’ heet zo indringend vorm weten te geven. De scènes tussen Dagelet als symbool van het oude Indië en de generaties na hem zijn van grote ontroering en ook herkenning. Minder geslaagd is het gegeven dat alle drie de kinderen architect zijn, de kleinzoon architectuurcriticus en vriendin Linde ook architect is, van tropische zwembaden. Inhoudelijk is het begrijpelijk, want elk van hen geeft vorm aan ruimtes, zowel interieur als exterieur. Zoon Mark ontwerpt liefst lege, witte kamers zonder enige aankleding als groot contrast tot de volgeladen Indische interieurs. Johanns bouwt stijlloze woontorens waarin hijzelf niet zou willen wonen en Esther is in de weer met het concept van een plein dat de gehele wereld moet hervormen. De architectuurcriticus heeft Linde verleid door een ‘vijfballenrecensie’ in een culturele bijlage van een kwaliteitskrant.

Hoe interessant ook, het werkt niet goed. De dialogen over architectuur zijn stroef, nogal overladen met Wikipedia-achtige kennis en missen lading. Als papa zich ermee bemoeit en zoon Johannes ervan overtuigt hoezeer de Indonesische bouwkunst de Nederlandse architectuur heeft beïnvloed, is er opeens wél sprake van spanning.

In speelstijl is Het Indisch Interieur van een stijlvolle eenvoud. Dramatisch zijn de scènes waarin zoon Mark door de telefoon spreekt met zijn ex-vrouw Marjolein en zoontje Toto. Echt knap is de vraag naar het waarom van al die kapot gelopen relaties en waarom deze kinderen met een Indische achtergrond toch aldoor weer een band aanknopen met zo Nederlandse partners. Kleinzoon Joachim geeft hierop antwoord: hij noemt zijn geliefde Linde een ‘inlander’ en hij, als Aziaat, gaat haar ‘koloniseren’. Een verrassende visie die het familiedrama op scherp stelt. Het slot is weergaloos mooi, een extreem verstilde scène die Hans Dagelet groots vertolkt.

Foto: Karin Jonkers