Met Het hoofd van mijn vader snijdt Het Ministerie Van Onverrichter Zake een thema aan waarmee de meeste zesjarigen gelukkig nog niet te maken krijgen: het dilemma rondom de zorg voor een dementerende ouder.

Een man rijdt het podium op in een grappig wagentje, dat eigenlijk te klein voor hem is. Als hij plaats neemt achter het spreekgestoelte introduceert hij zichzelf als ‘ontdekkingsreiziger’ Clifford Sinclair, en begint hij te vertellen over zijn meest recente reis. Al gauw beginnen realiteit en fictie bij hem door elkaar te lopen, als hij het publiek begint aan te zien voor het pygmeeën-volk waarover hij verhaalt. Vlak voordat hij – ‘voor onderzoek’ – vingers van de aanwezige kinderen begint af te knippen wordt hij onderbroken door een jonge man – zijn ‘assistent’ Primo.

Primo is echter geen man, maar een vrouw, en geen assistent, maar Cliffords dochter. In Het hoofd van mijn vader draait het eigenlijk om haar: ze heeft haar studie opgegeven om voor haar dementerende vader te kunnen zorgen. Toen haar moeder stierf, liet ze Primo beloven dat ze zich om Clifford zou bekommeren, ‘omdat hij niet voor zichzelf kan zorgen’. Daar is Primo mooi klaar mee: haar vader reageert de paniek en verwarring van zijn dementie doorlopend op haar af en heeft geen goed woord voor haar over.

Het hoofd van mijn vader kent daarmee grote parallellen met Der Vater, het bejubelde stuk van Florian Zeller, die zelf een geslaagde filmbewerking maakte met Anthony Hopkins in de titelrol (het stuk werd in 2016 ook naar Nederland gebracht – Hans Croiset won de Louis d’Or voor zijn vertolking). Net als in het stuk van Zeller staat de relatie tussen vader en dochter centraal, en komen we erachter dat de man er tijdens zijn leven nooit voor zijn dochter is geweest: Clifford verdween na zijn werk altijd naar de zolder om met treintjes te spelen. Zijn gefnuikte leven maakt van hem als Alzheimerpatiënt een fantast: hij vindt zichzelf opnieuw uit als uitvinder en ontdekkingsreiziger, waardoor Primo steeds de brokken moet opruimen.

Er zit een sterke potentiële tragiek in dat gegeven, maar die komt in Het hoofd van mijn vader niet sterk uit de verf. Dat ligt vooral aan het titelpersonage, dat een wel erg onaangenaam type is: Clifford snauwt zijn dochter voortdurend af alvorens hij de zaal weer van zijn avonturen probeert te overtuigen. Omdat Primo tweede viool blijft spelen wordt het lastig om empathie met de personages op te vatten, en ga je al snel denken: donder die man zo snel mogelijk in een verzorgingstehuis en gooi de sleutel weg.

Het hoofdpersonage in Der Vater is niet minder onsympathiek, maar Zeller lost dat op door zijn slimme gebruik van een non-lineaire chronologie: de vader verdwaalt steeds in zijn herinneringen, en zo krijgen we ook een duidelijk beeld van wie hij was voordat hij ziek werd. Het is natuurlijk onzinnig om van een jeugdtheatervoorstelling gericht op zesjarigen een vergelijkbare narratieve complexiteit te verwachten, maar schrijver en regisseur Danielle Wagenaar brengt er te weinig voor in de plaats. Haar verhaal blijft hangen in een zich steeds herhalende dynamiek tussen vader en dochter: hij probeert zijn eigen koers te varen, zij corrigeert hem, hij wordt boos. De fantasieën van de vader zijn bovendien te clichématig en te beperkt om tot de verbeelding te spreken.

Het hoofd van mijn vader lijdt onder een voorspelbare structuur en een gebrek aan fantasie, waardoor je nergens door het verhaal wordt meegesleept en de personages op afstand blijven.

Foto: Sanne Peper

Credits

Het hoofd van mijn vader – Het ministerie van onverrichter zake
spel Niek van der Horst en Hanneke van der Paardt regie Daniëlle Wagenaar