‘We moeten niet stil blijven staan bij de puinhopen, we moeten eroverheen.’ Met deze woorden initieerde journalist en latere schrijver Anton Koolhaas een revue, die drie maanden na het bombardement op Rotterdam van mei 1940 te zien was in het Arena Theater. De revue moest iets zijn met ‘girls’; de première was op 30 augustus 1940. Het hart van Rotterdam heette de wederopbouwrevue, waarvan acteur John Buijsman met regisseur Marcel Visbeen nu een hernieuwde versie geeft. Mooi detail is dat Visbeens grootvader Ben Stroman destijds meeschreef aan de tekst. Stroman en Koolhaas werden beiden toneelcriticus.

Buijsman speelt de scène na waarin hij, pijp rokend als Koolhaas zelf, de revue bespreekt met de andere initiatiefnemers. Een projectie op de achtergrond geeft een show van revuegirls in een vooroorlogs theater. De hedendaagse remake van Het hart van Rotterdam, uitgebracht als onderdeel van Rotterdam viert de stad en de Operadagen Rotterdam, heeft alles in zich om iets groots te worden. Schrijvers met Rotterdamse wortels als Nelleke Noordervliet (zij werd in Rotterdam geboren), Abdelkader Benali, Elfie Tromp en Ernest van der Kwast zorgden voor tekst; Ramsey Nasrs grandioze gedicht Mi have een droom – Rotterdam 2059 wordt voorgedragen door Buijsman; het sfeerrijke revueorkest speelt composities van Keimpe de Jong. Schitterend is de locatie, de voormalige bioscoop Kriterion in de nok van het Groothandelsgebouw. Daarheen leidt langs de buitengevel de indrukwekkende trap van architect Winy Maas: niet zomaar een trap, maar De Trap.

Het begin is sterk. We kijken tegen vervuilde ruiten van de highrise van Rotterdam, de kolos van Koolhaas. Opeens veegt glazenwasser Buijsman op videobeelden de ruiten schoon. Op de achtergrond zien we de machtige hoogbouw van de stad. Buijsman houdt een loflied op de stad, de ramen, het glaswerk. Daarna neemt Buijsman de revue live over en neemt hij de toeschouwer mee van het begin in 1940 tot nu. Acteur en muzikanten zijn gekleed in beige stofjasjes; Buijsman heeft iets van een ouderwetse amanuensis op een middelbare school. Op het smalle podium tovert Buijsman de ene sketch na de andere te voorschijn; hij beeldt types uit die het Rotterdamse straatbeeld bepalen. Degenen met historische belangstelling worden helaas wat teleurgesteld: van de revue van destijds en het straatbeeld door de decennia heen krijgen we niets te zien. Vanuit het oogpunt van een hedendaagse remake is dat misschien begrijpelijk, toch had de band met het verleden strakker kunnen worden aangehaald. Daar moet een overvloed aan ontroerend mooi materiaal voorhanden zijn.

Dat Rotterdam bruisend, actief, energiek en vooral multicultureel is, spreekt uit de diverse sketches. Buijsman is een begenadigd acteur die met vaart types uitbeeldt. Het meest gedurfd is de confrontatie die Buijsman aangaat met Elfie Tromp. Een geweldige scène volgt, waarin Tromp transformeert tot reuzin die hem koffiebar Lokaal uitsmijt. De reuzin begeeft zich naar het stadhuis waar ze verhaal gaat halen bij burgemeester Aboutaleb: ze eist meer aandacht voor de vrouw. Moeiteloos laat Buijsman zien hoe klein de man is vergeleken met de reuzin. Hij tovert met perspectief en verhoudingen.

Aan het slot van Het hart van Rotterdam leggen de muzikanten een voor een hun instrumenten neer. Samen met Buijsman draaien ze zich van het publiek af en blikken door het raam naar buiten: daar ligt de nieuwe stad, gebouwd op de puinhopen van weleer. Surrealistische hoogbouw. Dat is een weergaloze scène, hoewel het al eens eerder is gedaan door gezelschap Wunderbaum met Rail Gourmet. Het bezwaar van Het hart van Rotterdam is dat de voorstelling geen eenheid wil worden. Het is nadrukkelijk een gelegenheidsvoorstelling. Buijsman haalt papieren tevoorschijn uit een lessenaar en leest voor, vertelt, speelt na en er is een nieuwe scène. Wat ontbreekt is een krachtige verhaallijn in dit feestelijke mozaïek van losse hedendaagse Rotterdamse verhalen. Misschien had de voorstelling meer uit de diepte moeten komen en niet zo breed getrokken.