Martine keert terug naar haar vriend en kinderen, na een periode elders te hebben gewoond omdat ze ‘tijd voor zichzelf’ nodig had. Daar staat ze dan, in de huiskamer, tegenover Rick, de partner die ze had verlaten. Wat gaan die twee doen? We kijken naar een musical, naar het moment dat de climax zou moeten zijn. Een ontknoping of ontlading, verklankt in muziek en zang. Een duet waar de vonken vanaf vliegen – dat zou fijn zijn.

Maar Martine en Rick staan met de mond vol tanden. Rick begint een onsamenhangend betoog waarin hij zijn weergekeerde geliefde vergelijkt met een slaapzak. ‘Neenee, sorry, zo bedoel ik het niet!,’ onderbreekt hij zichzelf.  ‘Wakkerzak! Ik wil dat je mijn wakkerzak bent!’

Dat is ongeveer het niveau van de tekst in Het grote geluk van M-Lab, dat maandag in première ging in het eigen speelhuis van de groep in Amsterdam-Noord. M-Lab begeleidt jonge makers op hun weg naar ‘vernieuwing van de Nederlandse musical’, aldus de brochure over deze voorstelling. Het grote geluk is geschreven door Eva Gouda, gecomponeerd door Jan Groenteman en geregisseerd door Kiki Jaski. Dit trio zou de ambitie hebben Annie M.G. Schmidt en Harry Bannink op te volgen. Een gotspe, zo blijkt al snel. Ze kunnen niet in de schaduw staan van deze illustere voorbeelden.

De nieuwe productie van M-Lab draait om een heel gewoon en heel modern gezin. Rick en Martine hebben allebei een kind uit een eerdere relatie. Op hun complexe kruispunt van verledens leven de vier hoofdzakelijk langs elkaar heen. De meest verbindende factor, vooral voor de twee kinderen, is de opa van een van de exen. Het grote geluk gaat dus vooral over klein, alledaags lief en leed. Dat is prima, ook dat kan een basis zijn voor een overtuigend drama.

De voorstelling begint veelbelovend. Het is aanvankelijk een verademing een kleine musical te zien, met eenvoudige liedjes, begeleid door slechts enkele, nauwelijks versterkte muzikanten, zonder zo’n orkaan van lawaai en visueel spektakel. Maar hij blíjft klein, zonder te toveren met dat materiaal. Het verhaal staat bol van tenenkrommende clichés. Martine doet vooral het huishouden, Rick gaat op in zijn werk en kan alleen over zichzelf praten. Wanneer Martine aan deze benauwende kring ontsnapt, zoekt ze steun bij een zelfhulp-tien-punten-plan in het tijdschrift, jawel, Happinez. Bevrijding vindt ze slechts in de presentatie van een populair taartenbakprogramma op de commerciële tv met de naam Zing Vecht Huil Bid Kneed Bak en Bewonder – de enige woordgrap in deze voorstelling die mij hardop deed lachen. Gesproken tekst, liedje, gesproken tekst, weer een dertien-in-een-dozijn liedje – soms ontstijgen ze niet aan het niveau verjaardagen en partijen. Lusteloos en ambitieloos kabbelt het voort, naar die hopeloze non-finale, waar Rick en Martine maar wat staan te hangen op het toneel.

Aan de performers ligt het niet, die zijn gewoon goed. Anne-Marie Jung (Martine) zingt heel mooi, en speelt haar armoedige personage met verve. Ze deed me denken aan Jenny Arean. John Buisman, die met opa de meest dankbare rol heeft, schakelt moeiteloos tussen zeggen en zingen, tussen acteren en musiceren, vooral met zijn mondharmonica. Zoals we dat van hem gewend zijn. Ook Nina van Overbruggen (Lisa, de dochter van Martine), Valentijn Avé (Rover, de zoon van Rick) en Yorick Zwart (Rick zelf) overtuigen.

Hier ligt de fout echt bij het stuk. Het voortdurende gehannes met de Happinez – je begint als toeschouwer aan sluiksponsoring te denken – , het gezin dat vanaf de bank de kleine Rover ziet verliezen in een Voice of Holland-achtige show: drama over de Linda is iets anders dan voorlezen uit de Linda. Gouda houdt het op brave citaten, geen moment weet ze aan het wereldje van haar personages te ontstijgen of er een  verrassende draai aan te geven.

Je kon Schmidt en Bannink horen woelen in hun graf.