Een belangrijk moment in de Nederlandse kleinkunstgeschiedenis is de overstap van Jan Rot van Engelstalige liedjes naar Nederlandstalig repertoire in 1990. Als rocker met Engelse liedjes heeft Jan Rot een paar kleine hitjes gescoord die de eeuwigheid niet zullen trotseren, als schrijver van Nederlandse liedjes en hertaler van internationale hits naar het Nederlands heeft hij een unieke plek veroverd. Het is spijtig dat de befaamde Pluche-reeks van uitgeverij Nijgh & Van Ditmar niet meer bestaat, want Jan Rot zou een deel in die reeks van Nederlandse chansons en cabaretliederen zeker waard zijn geweest.

Jan Rot heeft de adem van een diepzee-parelvisser zonder zuurstoffles. Onverzettelijk en energiek. Regelmatig komt hij met een parel boven. Na honderden liedjes en meer dan veertig jaar zwoegen (acht keer inzenden voor de Annie M.G. Schmidtprijs, liedjes voor het Songfestival schrijven die het niet halen, teksten aan André Hazes geven die ze niet gebruikt) won Jan Rot met ‘Stel dat het zou kunnen’ in 2016 de Annie M.G. Schmidtprijs voor het beste theaterlied van het seizoen. Een gevoelig lied, waarin hij zich voor de keuze plaatst: dineren met Einstein of Martin Luther King, rampen als Hiroshima of 11 september voorkomen, of nog een uurtje met zijn vroeg gestorven moeder? Hij kiest voor het laatste.

Dat mooie lied maakt natuurlijk deel uit van Het Beste, waarin Jan Rot ons door zijn lange carrière leidt. En dan horen we natuurlijk ook een paar van die Engelse moppies, en die stellen echt niet veel voor. Maar het is volop genieten van zijn hertalingen, waarbij iedereen aan de beurt is gekomen van The Beatles en The Kinks tot aan de liederen van Schubert en Bach.

Een hertaler is niet zo zeer op zoek naar de letterlijke vertaling, maar wil vooral de sfeer, het ritme en de klanken van het originele liedje vangen. Zo kwam Rot voor het tweelettergrepig gezongen woord ‘fire’ van de Pointer Sisters verrassend uit bij ‘tering’ zonder de intentie van dit liefdeslied aan te tasten. Sterker nog, het lied krijgt er een extra mild ironische lading bij.

Een enkele keer schiet Rot wel door. Angie (van de Stones) wordt in Ankie (met de rijmwoorden Ankie, bankie, dankie, stankie etc) een vrolijk melig cabaretliedje. Een geweldige vondst daarentegen is ‘Plank over zeven sloten’ voor Bridge over troubled water.

Een hertaling brengt een nummer soms veel dichterbij dan het oorspronkelijke lied. Zo heeft Rot het Vietnam-lied’Goodnight Saigon’ van Billy Joel naar de Politionele Acties in Indonesië gehaald. Dat is schitterend geworden. Heel jammer is wel dat Rot een veel te hoge toonsoort voor dat nummer heeft gekozen, zodat enkele belangrijke zinnen er piepend en krakend uitkomen.

Datzelfde probleem deed zich ook voor bij een geestige hertaling van Russian spy and I (Soviet chick & ik) van Brainbox, dat terug te vinden is op zijn nieuwe cd Magistraal. Maar daar wordt die vocale wringpartij meer dan genoeg gecompenseerd door de vingervlugge gitarist Laszlo Versteeg, die Jan Akkerman even deed vergeten.

Jan Rot is zijn muzikanten van de band tegengekomen bij de voorstelling Chez Brood over Herman Brood en zij vormen inmiddels een hecht gezelschap. De muzikaliteit en het zichtbare speelplezier van bassist Jaro Bellekom (prima tweede stem), drummer Eddie van Dongen en Versteeg vormen een belangrijke pijler onder deze opgewekte, aangename avond.

Foto: Owen Schumacher