In de theatersolo Het ambitieuze verhaal van een niet-werkende millennial vrouw professional zijn alle 294 duizend niet-werkenden in Nederland teruggebracht tot 1 fictief personage, legt performer Dagmar Ketelaers bij aanvang uit. We kennen haar allemaal, dat personage: Milly, eind-twintiger, doet iets-met-marketing, is nooit op pad zonder laptop, staat algemeen bekend om haar ‘productiviteit’ en heeft niet echt hobby’s. Milly, altijd druk, totdat ze knapt.

Roos Voorhorst baseerde haar toneeltekst op interviews die de makers voerden met bewoners van de Utrechtse wijk Leidsche Rijn zonder betaalde baan. De voorstelling maakt onderdeel uit van het kunstproject Out of office van theatermaker en regisseur Mariëlla van Apeldoorn, een onderzoek naar de verhouding tussen werk en identiteit, status en gezondheid, waarvan deze zomer al een kunstroute te zien was in Utrecht. Out of office maakt weer deel uit van het jaar waarin het Nieuw Utrechts Toneel de toekomst van werk onderzoekt, met onder andere het theater-journalistieke feuilleton De futuristen en de charmante zomervoorstelling Nooit meer werken – gespeeld door robots en stagiaires.

Licht-geagiteerd, want eigenlijk geen tijd, stelt Milly zichzelf voor. Ze is een klassiek gevalletje millennial, type havermelk-elite, niet alleen altijd dat koffietje to-go, gewoon überhaupt altijd to-go. Je hoort en ziet meteen: de eisen die ze zichzelf stelt – qua werk, sporten, verjaardagen, persoonlijke doelen etc. – gaan haar op enig moment opbreken. En dat gebeurt.

In haar monoloog schakelt de auteur tussen het personage Milly en (een versie van) performer Dagmar Ketelaers, die vanuit haar eigen perspectief als jonge actrice op de thematiek reflecteert. Ketelaers is ruim een jaar geleden afgestudeerd aan de HKU, tijdens corona dus, en heeft zodoende haar ‘springplank gemist’. Na deze voorstelling is ze weer werkloos, vertelt ze droog – op een bijbaantje in een biowinkel na. Extra wrang is dat de voorstelling speelt op de namiddag waarin de verscherpte coronamaatregelen zijn ingegaan, die ook het leeuwendeel van de theatersector (alweer) plat zullen leggen, zo lang als het deze keer duren mag.

Ketelaers geeft haar personage treffend vorm. Ze schakelt voortdurend tussen het hypernerveuze personage en een versie van zichzelf, die verstilder is en kwetsbaarder. Bovendien springt ze in het oog met haar sterke fysieke spel, in intermezzo’s die de soms wel erg letterlijke toneeltekst afwisselen. Prettig is ook de interactie met muzikant Cedric Vermue, die met toetsen en elektronica het verhaal live van de geluidscore voorziet: aanvankelijk met veel prikkels en flink op tempo, later, als Milly tot stilstand is geforceerd, juist verstild, met uitgerekte tonen die lang aanhouden. Het vacuüm waarin het personage zichzelf terugvindt, dat sterk contrasteert met alle hectiek daarvoor, wordt zo mooi invoelbaar gemaakt.

Misschien komt het omdat deze Milly is opgebouwd uit verschillende gesprekken, maar het resultaat is een wat al te schematisch personage: die eind-twintiger die we allemaal wel kennen, geconfronteerd met problemen die iets te algemeen blijven om echt tot leven te komen. Interessant is haar woede als ze niet meer in beweging komt, haar frustratie, verzet en het langzame besef dat ze terug moet schakelen, moet inleveren. Zoals ze zelf zegt: ze moet opnieuw leren lopen in een wereld waarin ze altijd rende. Die fases komen vluchtig voorbij, maar hadden meer diepgang verdiend. Daardoor zet de voorstelling zeker aan tot denken over onze (gewenste) relatie tussen werk en identiteit, maar blijft het wel wat aan de veilige oppervlakte.

Foto: Bart Grietens