Het Amsterdamse levenslied, zoals vertolkt door Willeke Alberti, gaat een verrassende band aan met de vette frituur in de nieuwste komedie van Jon van Eerd, Herrie in de keuken. Van Eerd en zijn Pretpakhuis zorgen telkens weer voor slapsticktheater waarvan je wel of niet kunt houden, maar zeker is dat dit genre zeldzaam is in het Nederlandse aanbod. De regie van Caroline Frerichs sluit perfect bij Van Eerds frivoliteiten aan.

In de openingsscène komt Van Eerd in een tuffende Tuktuk op als zijn alter ego Harrie Vermeulen, het personage dat zorgt voor zowel irritante eigenwijsheid als vrolijke verwarring, gecombineerd met lichtzinnige platitudes. Rechts op het podium staat snackbar Harrie’s Frietstreet, waar Harrie zelf en kompaan Berend Grotje (Arie Cupé) hun uiterste best doen de lekkerste hap te maken. De grappen liggen voor de hand: Harrie duwt de aldoor tegenstribbelende Berend met zijn hoofd in de emmer met mayonaise, hij beplakt zijn hoofd met frites. Dat soort humor hoort erbij, het is als het ouderwetse taartgooien.

De zaken gaan slecht en buurvrouw Hermien Leeflang (Anne Lamsvelt) die een tattoo-shop runt, heeft een briljant idee: ze weet een geheim adres waar duurzame frikandellen worden bereid. Als Harrie die verrukkelijke frikandellen nu aan zijn klandizie slijt, dan stroomt het geld binnen. Hermiens zuster Floor (Liss Walravens) doorziet de perfide doortraptheid van de tattoo-kunstenares en probeert erger te voorkomen. Maar vergeefs. Een schroefboormachine en zelfs kettingzaag doen vermoeden waar Hermien op uit is.

Wanneer Bob Heus (Joey Schalker) van de Voedsel- en Warenautoriteit in onnavolgbaar en vooral mistig Nederlands de snackbar op hygiëne onderzoekt, begint het komieke drama zich langzaam af te tekenen. Harrie en Berend breken in bij de tattoo-shop in de hoop op ‘verdachte omstandigheden die duiden op verdachte omstandigheden’, wat een politie-inval oplevert. De stijl waarop de politie-agenten als stripfiguren komen binnenrennen, herinnert aan de Amerikaanse televisieserie uit de jaren zestig, Comedy Capers. 

Dat het levenslied van Willeke Alberti in de voorstelling zit, is niet echt door een doortimmerde dramaturgie ingegeven. Het is meer spel, des te leuker omdat de zangeres zelf bij de première in de Meervaart aanwezig was. Acteur en zanger Cupé zingt een schitterende hommage aan Alberti, en daarmee is de toon onweerstaanbaar gezet. Cupé vormt, naast Van Eerd zelf, een eminente counterpart: het tweetal draagt de komedie en schrijver Van Eerd heeft beslist uit hun beider autobiografie geput als inspiratiebron.

Daar klinken flarden uit Alberti’s liedjes met ook nog eens een verwijzing naar de televisieserie De kleine waarheid (1970), waarin ze de hoofdrol vertolkte. De voorstelling komt wat stroef op gang en het eerste deel had wat moeite met het uitzetten van de verhaallijnen. Maar na de pauze wint Herrie in de keuken aan vaart, spitsvondigheid, taalgrappen en woordspelingen die een onbezonnen hang naar flauwiteit combineren met een vrolijke uitgelatenheid.

Een van de leukste momenten valt buiten de voorstelling; vlak voor begin van het tweede deel laat Van Eerd weten dat er uitbundig met mayonaise gaat worden gegooid, vooral op de eerste rij, maar ook de tweede, de derde en vierde, ja, waar eigenlijk niet? Hij deelt poncho’s uit en opeens grijpt hij de emmer met mayo. Dat is schrikken! En, de grap werkt.

Dat geldt voor nagenoeg de gehele Herrie in de keuken: de vertoning blijft dwaas en feestelijk tot het laatste moment, met fijne grollen erin. Zo mag Beau van Erven Dorens via de televisie een showinterview met Van Eerd afnemen, maar dat is eerder een persiflage of pastiche dan een serieus gesprek. Dat klopt precies met de algehele sfeer. Verwacht niet iets groots, dat moet nog wel even gezegd. Wel biedt deze Herrie onbelemmerde vrolijkheid en slimme slapstick.

Foto: Roy Beusker