Was het nodig, een nieuwe versie van Hendrik Groen in het theater? Na het zien van de theaterversie Zolang er leven is, het vervolg op Pogingen iets van het leven te maken (2017), is dat een klemmende vraag. Enerzijds is de voorstelling een feest der herkenning, als je dat zou willen tenminste; anderzijds is de herhaling ook fnuikend.

Net zoals in de eerdere theaterversie, in de regie van Gijs de Lange naar een bewerking van Léon van der Sande, vertolkt een generatie jonge acteurs van gemiddeld dertig jaar de rebelse ouderen van ver in de tachtig. Die keuze leidt in Zolang er leven is beslist weer tot enkele mooie momenten, waarin het contrast tussen ‘eens jong’ en ‘nu oud maar niet dood’ tot dramatiek leidt. Grietje (Diewertje Dir) brengt bijvoorbeeld bij het woord ‘dansen’ een prachtige dans ten beste. Zo was ze vroeger, nu loopt ze kromgetrokken over het podium. Of ze zingt, staand op tafel, ‘Don’t Let Me Down’ van de Beatles. Dat doet ze met hartstochtelijke overgave.

De losse structuur van Zolang er leven is staat echter identificatie met het gegeven van jaren van trieste ouderdom in de weg. Er is veel hoge kunsten in de voorstelling, waaronder citaten van Goethe (‘Warte nur, balde ruhest du auch’ uit het gedicht Über allen Gipfeln ist Ruh), het ‘Slotkoor’ uit Beethovens Negende Symfonie (‘Ode an die Freude’), een flard aria uit de opera Orfeo ed Euridice van Gluck , het gedicht Insomnia (‘Denkend aan de dood kan ik niet slapen’) van J.C. Bloem en een verwijzing naar Franz Kafka. Dat is veel. Maar de vraag is of het allemaal een verrijking is.

Boven het toneel zweven reusachtige, witte vleugels, en dat kan niet anders dan een verwijzing zijn naar ‘Wo dein sanfter Flügel weilt’ uit Beethovens symfonie. En ja, de dood waarover Bloem dichtte is nadrukkelijk aanwezig. Het aangrijpendst wordt die doodsangst vertolkt door Mike Weerts als Evert: hij is ten dode opgeschreven door kanker. Zijn beste vriend Hendrik Groen (Beau Schneider) heeft zelfmoordpillen, maar hijzelf heeft pillen om te dansen. Aan het slot leiden deze doods- dan wel danspillen tot een verrassende wending.

Schneider en Weerts zijn samen ijzersterk, bijvoorbeeld als ze aan het vissen zijn of in een tweegesprek over dood en leven, over vriendschap of de noodzaak van een dagboek schrijven. Zij vormen de dramatische basis van de voorstelling, met de andere spelers eromheen. Dat doen ze met verve, zich inlevend in de kwalen en pijnen van ouderdom. In veel gevallen is het tegelijk óók karikaturaal. En ook nu doet een ouderenkoor uit de regio mee, in het geval van de première Het Velserbroeks Gelegenheidskoor.

De voorstelling volgt qua tijd losjes een jaar, van vuurwerk tot vuurwerk, net zoals in Pogingen….  Dus hier is de herhalingsoefening wel erg opzichtig. De dreiging dat het verzorgingstehuis gesloopt gaat worden, vormt de leidraad. Directrice mevrouw Stelwagen (bij de première vertolkt door Anne-Marie Jung en later in de tournee afgewisseld met Cynthia Abma) ontkent en krijgt van de rebelse bejaarden werkelijk alle boosheid over zich heen gestort.

Ouderdom is beklemmend, dat is zonder meer de boodschap van deze voorstelling. Maar ik had graag gezien dat regie en bewerker zich er niet zo makkelijk van hadden afgemaakt, door op de herhaling te spelen. Afgezien van een enkele scène, zoals die met de dans van Grietje, had de pijn van vergankelijkheid en teloorgang van de jeugd veel meer een dragende lijn kunnen worden. Dat was verrassend geweest, en had een nieuw perspectief geboden. Nu is alles veilig, traditioneel, en vaak te minzaam over oudere mensen. Dat maakte de voorstelling weinig hoffelijk, integendeel.

Foto: Raymond van Olphen