Enigszins verveeld doolt Hedda Gabler over de speelvloer. Totdat de spotlights aanspringen. Meteen tovert ze haar mooiste plastic glimlach op haar gelaat. Loek de Bakker (1992) studeert met Hedda (naar Henrik Ibsens Hedda Gabler) af aan de regieopleiding van de Toneelacademie Maastricht. Hij toont een wereld vol karikaturen, waar eenzaamheid, hysterie en (zelf)destructie alle kans krijgen.

De Bakkers regie van Ibsens stuk uit 1890 is grotesk; bijna kluchtachtig. De luxueuze villa van Hedda en haar kersverse man Jörgen is vormgegeven als een kleine driehoek met lamellen aan de zijkanten, waardoorheen personages voortdurend in- en uitlopen. Het spel is vet aangezet, vooral in stemgebruik. De dialogen worden bij vlagen letterlijk uitgeschreeuwd; de emoties liggen er steeds duimdik bovenop. Kortom, de mens komt er bepaald niet fraai vanaf.

Tussen die bordkartonnen personages doolt Hedda als een eenzame kameleon. Moeiteloos past ze zich aan haar aanstellerige gezelschap aan, voert daar zelfs boventonen, maar als ze alleen is verwordt ze tot een verveeld, haast meelijwekkend iemand. Dat lijkt de crux te zijn van De Bakkers Ibsen-adaptatie. Achter de schreeuwerige, extravagante buitenkant zit een ondoorgrondelijke keerzijde. Hedda verafschuwt het gezelschap dat ze volop manipuleert, en ze is verslaafd aan haar eigen ongeluk; dat zal haar ook te gronde richten.

Het is een mensbeeld dat De Bakker hier al vrij snel heeft geschetst, maar waar verder maar weinig mee wordt gedaan. Vrij plichtsgetrouw voltrekt zich de plot – zonder dat die gaat slepen, maar ook zonder dat die nog nieuwe inzichten opwerpt. Hedda’s emotionele breakdown op het eind komt als een verrassing die meer vragen oproept dan beantwoordt: zijn haar tranen uit eenzaamheid, verdriet, (zelf)medelijden? Het lijkt of De Bakker zelf het antwoord ook niet weet, alsof ook hij het grillige personage niet heeft weten te beteugelen.

Dat is het grootste probleem met deze Hedda. Het interessantste aspect van deze voorstelling – de grillige kant van het titelpersonage, die zich met name manifesteert als ze alleen is – is meteen de kant die het minst is uitgewerkt. Het is moeilijk een lijn of ontwikkeling tussen al het groteske spel te ontwaren. Dat maakt het lastig de voorstelling op jezelf of onze tijd te betrekken.

Zo blijft het onduidelijk wat De Bakker met deze voorstelling vertellen wil. Hij schetst in mum van tijd een helder mensbeeld, dat doet hij op een eigen manier, met gevoel voor theatraliteit en – niet in het minst – humor. Maar wat hij daar vervolgens mee wil zeggen blijft onduidelijk.

Foto: Lucas de Groen