De Chinees-Indische restaurants waren lange tijd niet weg te denken uit het Nederlandse straatbeeld, inmiddels sluiten de filialen zienderogen. De voorstelling Happy in Holland geeft een inkijkje in de families achter die restaurants, en toont hoe de tweede generatie Chinese Nederlanders zich verscheurd voelt tussen twee culturen en vervreemd raakt van hun ouders, die net als zijzelf schaamte, woede en verdriet voelen maar ondertussen over hun gevoelens vooral heel veel zwijgen.

‘Hebben jouw ouders ook een Chinees restaurant?’ Hoe vaak heeft Happy die vraag niet gekregen? Ze is de hoofdpersoon van Happy in Holland, een nieuwe toneeltekst van Sun Li en Tjyying Liu, die de komende weken in het kader van Bellevue Lunchtheater in Amsterdam te zien is en vanaf half februari op tournee gaat door het land.

Bij aanvang van de voorstelling neemt Happy op Schiphol afscheid van haar moeder, die op bezoek gaat bij familie in Hongkong. In een vlotte regie van Char Li Chung (die de grote Chinese gong waarmee hij vorig jaar in De bananengeneratie zijn scène-overgangen markeerde, hierbij verving door het subtielere keukenbelletje) blikt ze, omgeven door afgedankte lichtbakken van al die inmiddels gesloten restaurants, in een rijgdraad aan korte scènes terug op haar jeugd als ‘restaurantkind’: ze had een moeder die altijd werkte, zelf moest ze ook al op jonge leeftijd meehelpen. ‘Dankzij mij woon je in een paleis’, zegt haar moeder. Ja, riposteert Happy, ‘als bediende’.

Zoals veel Chinese Nederlanders van de tweede generatie, voelt Happy zich zowel bij de Chinese als de Nederlandse cultuur ontheemd. Erover praten is lastig: gesprekken met haar moeder zijn bij voorkeur uitsluitend praktisch en functioneel, die gaan niet over gevoelens (daar komt maar ruzie van, volgens haar moeder). Resultaat is een almaar groeiende verwijdering tussen moeder en dochter: is Happy aanvankelijk nog trots als háár moeder op de basisschool ook komt meehelpen met knutselen in de klas, als tiener schaamt ze zich voor haar (als haar eerste vriendje vraagt: ‘Is dat niet jouw moeder?’, zegt ze: ‘Nee, die werkt voor ons’). Als ze vervolgens economie gaat studeren komt ze steeds minder vaak thuis.

Happy in Holland omvat parallel twee verhalen: de voorstelling behandelt de meer universele ouder-kindrelatie, waarin gewoonweg verwijdering plaatsvindt (die, ook gewoonweg, gepaard gaat met schaamte, onbegrip, frustratie) én de specifieke situatie van Chinese Nederlanders en hun emancipatiestrijd in het overwegend witte Nederland (die ook gepaard gaat met schaamte, onbegrip en frustratie). Het zijn twee lijnen die voor de personages onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, en dat sorteert extra verwarring in een al zo verwarrend bestaan (welke strijd ben ik hier nu eigenlijk aan het voeren?), zowel voor opgroeiende tieners als voor zorgzame maar stilzwijgende, strenge moeders. Daarin zit een mooie tragiek vervat, die voortdurend tussen de twee personages blijft hangen.

Charlotte Ha speelt Happy sensitief en soms lekker op de emotie, en vormt daarmee een mooi contrast met de vooral ingetogen vertolking van Mei Ling Wan-Im als haar moeder. De voorstelling is soms wat expliciet, en het duurt even voordat de personages een wezenlijke onderlinge ontwikkeling doormaken. Happy positioneert zichzelf lange tijd vooral in een slachtofferrol, waarbij ze zich op velerlei manieren en momenten afzet tegen haar moeder. Haar gevoelens van schuld en schaamte over haar eigen gedrag, die zich gaandeweg steeds meer aandienen, worden helaas minder uitgewerkt. De enorme liefde die ze in de slotscène voor haar moeder voelt, en die ze maar moeilijk kan kanaliseren, is weliswaar ontroerend, maar had aan impact gewonnen als het beter was voorgesorteerd. Nu eindigt de voorstelling in een wat al te melodramatische scène, terwijl er eigenlijk net een heel waardevol en boeiend omslagpunt heeft plaatsgevonden.

Niet alleen voor ons als toeschouwer, maar ook voor hoofdpersonage Happy wordt het moederpersonage steeds gelaagder: ze krijgt geschiedenis, onvervulde dromen en neemt uiteindelijk het heft in handen. Als kind vergeet je weleens dat je moeder meer is dan je moeder. De verwijdering waarvan je als kind vindt dat je er zelf alle recht op hebt, gun je niet altijd je ouders. Dat is de mooiste realisatie die de voorstelling losweekt: ouders moet niet alleen hun kinderen laten gaan, kinderen moeten ook hun ouders de ruimte geven.

Foto: Bas de Brouwer