Een man en een vrouw. Heel verschillende types. Ze draaien cirkels rond elkaar, stellen zich aan elkaar voor en kiezen een anekdote om zichzelf bij de ander te introduceren. En dan begint het spel om te zien of het wat kan worden. Het is een mogelijke samenvatting van Happy Hour. Maar evengoed zou ik kunnen zeggen dat ze in het vagevuur zijn, die twee, en zich moeten bewijzen; zijn ze het waard om naar de hemel te mogen, of volgt nog een beproeving? De vloer is vlammend rood, er klinkt een helse pianodreun. En wat doen die wollige, wolkige creaturen hier?

Tijdens de vorige editie van Festival Cement was Maxim Storms in zijn eentje te zien met het eigenzinnige, absurdistische en ontroerende Brother Blue. Een klein blauw mannetje dat gewapend met zijn stem en enkele stokken zijn universum ontdekte. Nu is hij hier met Lobke Leirens, met wie hij eerder al Krocht (2014) maakte en het prijswinnende Another One (2017). Ook in Happy Hour volgen we twee figuren die een wereld aftasten waarin alles ongewis is.

Leirens en Storms zetten de tekens waaruit een voorstelling kan worden opgebouwd steeds op onverwachte manieren in. Je blijft vragen, hoe het kan dat de vingers en de nek van deze twee zwart zijn, waarom ze de afgrond rondom hun speelvlak lijken te peilen met een koeienbel, wat maakt dat hun taal zo fragmentarisch en melodie-gedreven blijft. Toch zijn ze niet afstandelijk, het zijn heel gevoelige figuren. En af te lezen aan hun wankele, nieuwe benen en hun zoekende ogen zijn de personages net zo nieuw in dit universum als wij kijkers. De strategieën die ze inzetten om hun verhaal door te komen zijn herkenbaar, al passen ze niet per se bij de situatie.

Zij zit op haar knieën op de vloer. Hij komt gehuld in een jurk van wolkige dekenstof tevoorschijn, met een groot wolkig masker over zijn hoofd waar een beweeglijk tongetje uitsteekt. Zij heeft drie zelfstandig naamwoorden, een handvol telwoorden, twee persoonlijk voornaamwoorden en twee werkwoorden tot haar beschikking. Hij geeft met gebaren aan welk woord ze mag zeggen; de emotie en intensiteit ervan leest ze af aan de emotie en intensiteit van zijn gebaren. ‘He’ ‘gave’ ‘me’ ‘nine’ ‘sins’. ‘I’ ‘swallowed’ ‘one’ ‘debt’.

Zo gaat het minutenlang door, Leirens leest geconcentreerd af wat Storms dicteert, de woorden tuimelen in telkens andere constellaties uit haar mond, ze schakelt tussen de gedicteerde emotie en haar eigen verwondering en de intensiteit neemt toe. En via zo’n kronkel van een omweg besef je dat hier een verhaal naar buiten komt dat deze figuur alleen op deze manier vertellen kan. Zij verdient ons luisterend oor. Wat heeft ‘hij’ dan toch aangericht dat zij het ons maar zo hortend en stotend vertellen kan? Waarom heeft ze er maar zo weinig woorden voor?

Het is raadselachtig, duister en grappig zoals die twee zich door hun Happy Hour ploeteren. Maar je gelooft in ze. ‘Ready, Paul?’ vraagt Mika (Leirens). Paul (Storms) ligt op zijn rug op de vloer, met zijn hoofd naast de afgrond en een dikke stok in zijn mond. Hij draait zijn gezicht naar ons met grote ogen. Hij weet net zo min als wij waar hij zich nu weer klaar voor moet maken. Is hij kwetsbaar of komisch? Mijn emotionele respons blijft heen en weer schieten, ik blijf alert.

Alles wat hier gebeurt is vreemd en toch zoeken de twee telkens een begrijpelijke manier om ermee om te gaan; een mens kan blijkbaar niet anders. Als je niet bang wil zijn zing je een lied, als het feest is maak je je mooi, en altijd, altijd doe je best. De precisie waarmee de makers hun ogenschijnlijk mismatchende handelingen en reacties aan de situaties paren maakt de worsteling van hun personages onontkoombaar. Om het eerste manifest van Festival Cement aan te halen, het Manifest van de toeschouwer dat dramaturg Florian Hellwig gisteren uitbracht, dit is een voorstelling die haar publiek uitnodigt om deelnemer te worden. In de ruimte tussen handeling en logica reiken de makers naar de toeschouwer.

Foto: Leontien Allemeersch