Het zal voor een groot gedeelte van het relatief jonge publiek van het Amsterdam Fringe Festival een herkenbaar uitgangspunt zijn. Ouders gescheiden, kind en ouder proberen hun stroeve contact wat nieuw leven in te blazen. Er is (wederzijdse) frustratie en teleurstelling, maar ook liefde en behoefte aan geborgenheid.

In Hallo, met je vader volgen we een dochter (mid-twintig) en haar vader in een poging hun verloren contact te herstellen. Dat doen ze door een weekend lang met zijn tweeën in een huisje te gaan zitten. Afgezonderd van de dagelijkse beslommeringen en afleidingen moet hier dan toch nader tot elkaar worden gekomen.

De tekst van Frédérique Hofman – vorig jaar afgestudeerd als dramaschrijver aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht – speelt volop met herkenbare clichés binnen deze thematiek. De dochter werkt bij de Coffee Company en weet het fijne van het pimpen van tosti’s, vader is ergens met een andere vrouw een nieuw gezin begonnen, alwaar hij zichzelf net zo verloren vond als in zijn eerste huwelijk. De gesprekken gaan van koetjes en kalfjes naar wezenlijke vragen en weer terug, in een ritmische dialoog.

Op de vloer vinden we Marit Meijeren en Ellik Bargai. Zij valt meteen op met oorspronkelijk spel. Jeugdig en grillig, zoals bij haar leeftijd past – zeker in een ongemakkelijke setting als deze. Ze lacht en fladdert en verleidt, maar houdt dan ineens weer afstand. Het wat minder helder te duiden spel van Bargai steekt daar soms schril bij af.

Maar problematischer is de wat al te letterlijke enscenering van Sanya Schreuder. Toegegeven, ze heeft met de tekst van Hofman geen gemakkelijke klus gehad: in haar realistische dialoog wordt al veel uitgesproken, zijn de verhulde momenten schaars. Maar Schreuder laat werkelijk niets te raden over. Een grap wordt gelachen en een sneer geschreeuwd; komen de twee in tekst tot elkaar dan doen ze dat ook in beeld en andersom. Die letterlijkheid is zelfs doorgevoerd tot aan het lichtplan, dat van kil en afstandelijk, naarmate de vader en dochter dichter tot elkaar komen, steeds warmer wordt.

Hofman en Schreuder hebben mooi materiaal te pakken, maar de voorstelling ontstijgt zichzelf niet. De wat algemenere bespiegelingen – bijvoorbeeld de observatie van jonge ouders, die niet meer naar elkaar kijken maar uitsluitend naar hun kind, of de vader die behalve vader nog meer wil zijn – zijn het sterkst. Eventjes ontstijgt de voorstelling het hier en nu, en roept het beelden op – en vragen, die mensen zichzelf liever niet afvragen.

En dan wordt er iets in werking gezet.